van de plannen en de discussie daaromheen vonden. Zo liet de heer S.H. Boshouwers een pamflet verspreiden, waarin hij het had over de schier ondragelijke last van de ijzeren spoorweggordeldie de stad als het ware in een wurggreep hield. Veel sympathie voor de plannen van Telders had hij overigens niet. Spoorwegtunnels zag hij als bronnen van vervuiling en criminaliteit. Boven dien was hij van mening dat er van de schoonheid van de Bolwerken en het Kenaupark weinig zou overblijven, wanneer de spoorbaan opgehoogd zou worden, en was hij bang dat het Haarlemse noorderkwartier door de spoorwegdijk geïsoleerd zou worden (zie afb. 12). In 1896 verscheen in het tijdschrift De Ingenieur een uitvoerig artikel onder de titel Eenige groote belangen van Amsterdam-Haarlem en geheel Noord-Holland bij een verbeterd spoor- en tramwegverkeer. Het was onder tekend met een spoorweg ingenieur. Uit dit artikel kwam duidelijk naar voren dat de hijsm in alle stilte, zonder het gemeentebestuur daar direct bij te betrekken, voort was gegaan met het bestuderen van de Haarlemse situa tie. De anonieme schrijver signaleerde enige grote knel punten, zoals het ontbreken van een spoorwegaanslui ting met de Haarlemmermeer en de gebrekkige verbin dingen benoorden het IJ. De bedoeling van zijn artikel was aan te tonen welke wegen bewandeld moesten wor den om op een zo weinig kostbare wijze deze knelpunten op te lossen. Met betrekking tot Haarlem constateerde hij dat de uitvoering van het Plan Telders, op zich al een kostbaar plan, vanwege het langdurige uitstel nog duurder zou uitvallen dan het al was. Volgens hem was 12. Derde station in Haarlem (1867-1908), omstreeks 1900. (gah, top. atlas nr. 14669). 115

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1989 | | pagina 117