voormalige Sint Magdalenaklooster. Een oudemannen
huis zou dan gesticht kunnen worden in het voormalige
pesthuis in de Breesteeg. Met de eigenaar van het kloos
ter, burgemeester Aernt Pietersz. Deijman, werd over
legd over de aankoop, en de stadstimmerman en -met
selaar maakten een begroting voor de verbouwing. De
vroedschap keurde de plannen goed 9). Het pesthuis
verhuisde enige tijd later inderdaad IO).
Maar pas toen die van der Goude in 1605 in eigen
persoon naar Haarlem kwamen, en de burgemeesters
lieten weten dat de Staten overwogen hen toe te staan
om hun loterij vóór die van Haarlem te houden, werd
de schande de vroedschap kennelijk teveel. Zij stuurde
bericht naar Gouda dat men in Haarlem de organisatie
nu werkelijk ter hand ging nemen
De voorbereidingen Op 13 februari 1606 begint daarom het eigenlijke verhaal
van de Haarlemse loterij. Op die dag stelden de bur
gemeesters vijf bewindhebbers aan, die de loterij zouden
gaan organiseren I2). De bewindhebber-generaal, de
koopman Willem van der Meije, was in dat jaar
schepen '3). Claes Jansz. Verwer was schepen geweest
in 1604 I4). Beide waren zij ook regent geweest van het
Heilige Geesthuis I5). Otto Vogel, korenkoper, werd tot
tweemaal toe gekozen in de raad, maar had er kennelijk
weinig trek in, en liet zich weer ontslaan. In Amsterdam
was hij in 1586 schepen geweest l6). Ook de andere twee
waren bepaald geen onaanzienlijke Haarlemmers. Zo
was de katholieke brouwer Frans Adriaensz. Kies een
vermogend man, die voor 478 gulden in de loterij
inlegde I?). Claes Crabbemors, eigenlijk Nicolaes van
Blankeroort geheten, droeg het toch ook altijd nog zeer
aanzienlijke bedrag van 91 gulden bij. Crabbemors was
in 1606 kerkmeester geweest en regent van het Heilige
Geesthuis, en zou hierna nog vele functies bekleden l8).
De bewindhebbers togen ditmaal met voortvarendheid
aan de arbeid. In april reeds werden twee concepten
voorgelegd aan burgemeesters en schepenen van de tekst
die op de loterijkaart moest komen te staan. Zo'n loterij
kaart was een zeventiende-eeuwse voorganger van ons
aanplakbiljet. Meestal bevatte zij een omschrijving van
het doel waarvoor de loterij werd gehouden, en van de
te winnen prijzen. Vaak werden beide, al dan niet in
kleur, ook op de kaart uitgebeeld (zie ill. 2). De Haar
lemse loterijkaart lijkt niet te zijn bewaard, maar uit de
concepten kunnen we ons toch een voorstelling maken
van haar toonzetting: men diende de oude impotente
11