uur gaans. Langs fraaie lusthoven, goed onderhouden
boerderijen en bossen. Er zijn fluitende vogels en kin
deren met geiten en bokjes. Eindelijk komt hij bij de
duinen. Het is daar zo heet, een woestijn gelijk. Maar
al gauw ziet hij het torenspitsje van Zandvoort en ruikt
hij zeelucht. Aan het einde moet Cramer anderhalve
cent betalen om het tolhek te passeren. Zandvoort lijkt
samengesteld uit speelgoedhuisjes. Het badhuis in aan
bouw staat bij de herberg. Daar laat Cramer zich het
ontbijt goed smaken: vers brood met kaas en (helaas
slappe) koffie. Aan de waardin is wel te zien dat na
Muiderberg nu Zandvoort in de mode is: ze is met goud
behangen! Gesterkt beklimt Cramer een hoog duin en
ziet de zee. Hij daalt af naar het strand, waar een tiental
vissersboten op het droge ligt; met toestemming van de
jongen die ze bewaakt mag hij tegen betaling van een
dubbeltje binnen kijken. Hij vindt ze eigenlijk te klein
om dagen achtereen zo'n vijf, zes mensen te huisvesten:
Met een medelijdend oog ziet men het beknopt verblijf
aan van hen, die, ter verkrijging van hunne schamele bete
broods, hier op aarde, in hetzelve gedoken, zoo vele
gevaren moeten trotseren. Aan regen, wind, donder en
storm blootgesteld, zwoegen zij in het midden der woeste
baren, terwijl alles wat hen dierbaar is, gruwzamen angst
en zorg lijden. O! des menschen bestemming is zeer ver
schillende.
(Dat deze neergeschreven gedachten niet bij zijn gewone
schrijfstijl passen, erkent Cramer direct). Hij loopt nog
even over het strand, zoekt wat mooie schelpen en gaat
dan terug naar het dorp. Daar vallen hem de vele oude
mannen op en de eigenaardige versjes op de uithangbor
den. Na bezichtiging van het badhuis (dat met zijn koe
pelkamer, badkamers en logeerkamers veelbelovend
lijkt), de kerk en het kerkhof (waar op de muur schollen
te drogen hangen) is het tijd om naar huis te gaan. Hij
wandelt terug naar Haarlem en neemt vandaar de schuit
van twee uur terug naar Amsterdam. Onderweg valt hij
in slaap over een nieuwe Franse roman, Ju-kiao-li, un
roman chinois, een boek dat hij toch iedereen aanbe
veelt.
Haarlem, raadhuis Op een zaterdag in juni 1828 - uit de hierbij afgedrukte
inschrijving in het bezoekersregister van de Costeriana
blijkt dat het 14 juni is geweest - moest Anton Cramer
in Haarlem enige (zaken?-)bezoeken afleggen. Hij
maakte er een dagje van.