Hier volgt een uitvoerige beschrijving van de Costerfees- ten in 1823 waarbij Cramer ook aanwezig was. Dan volgt een verslag van de bezichtiging van de Costeriana: Te dien einde moesten wij onzen geleider volgen, en een steil trapje opklimmen, dat naar een onaanzienlijk boekenkamertje geleidde, en de sacristij heette. Lieve hemel! lag daar Kosters vinding? ach ja! in een paar winkelkasten, zoo als de winkeliers die op de toonbanken bezigen. Alles wat zich daarin bevond, was zoo bestoven, zoo wanordelijk, alsof er studenten gehuisvest hadden. De man, die mij derwaarts geleidde om nog een fooitje te oogsten, had er nog wel haast bij, zoo dat ik te naauwer- nood kon zien, wat ik eigenlijk wilde. In een daarliggend boek stelde ik niettemin mijnen naam. In het heengaan vroeg ik ook deze andermaal of er geene wapenen van de tijden der Spanjaarden meer op het raadhuis voorhanden waren? 'Och neen!' was het antwoord, 'die zijn wijd en zijd verspreid. Welligt liggen er nog wel op de galgenzolder.' Op de galgenzolder, lieve hemel! dat was een klimpartij, een steile bedevaart. Ik vond er foltertuigen genoeg; maar gebrek aan tijd belette mij een nader onderzoek. Te schet sen, wat ik daar inmiddels zag, is niet wel doenlijk. Het gezigt van de foltertuigen der vroegere eeuwen bragt mij in eene onaangename stemming, en in dezelve verliet ik huiverig het raadhuis. 144 Noten 1. Marja Keyser werkt aan een biografie van Anton Cramer, die in een der komende jaren zal verschijnen. 2. Het badhuis, ontworpen door architect Suys, zou in april 1828 worden geopend. 3. Waarschijnlijk de meerminnen die in 1824 ook op de Amsterdamse kermis te zien waren. M. Keyser, Komt dat zien! (1976), p. 203.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1989 | | pagina 146