pageerd. De Nederlandschen Bond tot Bescherming van
Zuigelingen is in 1908 opgericht met het doel om de
plaatselijke activiteiten op het gebied van zuigelingen
zorg te coördineren.
De sedert het begin van deze eeuw steeds verder dalende
zuigelingensterfte is waarschijnlijk voor een deel aan de
consultatiebureaus te danken, maar ook andere oor
zaken speelden een rol. De verhoging van de welvaart
van de bevolking en de verbetering van de woonomstan
digheden hebben ook bijgedragen aan de daling van de
zuigelingensterfte
In Haarlem bestond aan het begin van deze eeuw geen
instantie die zich specifiek met zuigelingenzorg bezig
hield. Er waren wel verenigingen op het gebied van de
kraamverzorging werkzaam, zoals bijvoorbeeld de in
1820 opgerichte Zorgdragende Commissie voor Behoef
tige Kraamvrouwen en de Joanna van Lynden-Teding
van Berkhoutstichting. Deze laatstgenoemde stichting
had tot doel de bevordering van het welzijn van aanstaan
de moeders, van kraamvrouwen en van zuigelingen, met
dien verstande, dat de bescherming van aanstaande moe
ders en van kraamvrouwen op de voorgrond zou staan.
De in 1908 opgerichte Vereniging Zuigelingenzorg in
Haarlem was de eerste vereniging die zich alleen richtte
op de zorg voor zuigelingen. Dit zou meer dan 40 jaar
zo blijven. Ook in Haarlem kwam deze vereniging door
particulier initiatief tot stand en niet door bemoeienis
van de overheid
De geschiedenis van Haarlems oudste zuigelingenzorg
vereniging wordt in dit artikel beschreven.
De oprichting Op 1 december 1908 werd ten huize van Th.H. van de
Velde aan de Wilhelminastraat 41 de vereniging Raad
van Bescherming voor den Zuigeling opgericht. In 1917
is de naam veranderd in Vereniging Zuigelingenzorg. De
oprichting was tot stand gekomen op initiatief van de
voornoemde Van de Velde en de heer L.C.
Kersbergen 2).
Wie waren zij eigenlijk? Th.H. van de Velde was arts/-
verloskundige, bovendien maakte hij deel uit van het
oprichtingsbestuur van de in 1908 opgerichte Nederland
schen Bond tot Bescherming van Zuigelingen.
L.C. Kersbergen was gedurende zijn gehele leven huis
arts en daarnaast tot 1919 internist in het Haarlemse
Diaconessenhuis en nadien van 1919-1939 geneesheer
directeur van het Elisabeth Gasthuis. Tenslotte was hij
146