hoe zij hun zuigelingen moesten voeden en kleden. Zo zou Zuigelingenzorg dan tevens enige controle kunnen uitoefenen op de moeders die het consultatiebureau be zocht hadden of adviezen wel werden opgevolgd. Hier voor moest een huisbezoekster (verpleegster) aangesteld worden. Op i maart t9i i werd de verpleegster Frederika Keus tot huisbezoekster benoemd. Zij bezocht elke moe der die bij het consultatiebureau geweest was en herhaal de dan hetgeen de arts op het bureau gezegd had. Naast adviezen ten aanzien van de voeding voor de zuigeling gaf zij ook adviezen over kleding en hygiëne in het algemeen. Indien nodig bereidde zij samen met de moe der één of meerdere keren de flesvoeding. Zo was de huisbezoekster dan in de gelegenheid om de moeder op fouten te wijzen. Op advies van de arts van het bureau moest de huisbezoekster af en toe de borsten van de moeder uitpompen om zodoende de zogafscheiding te vermeerderen. Ook assisteerde zij de arts(en) tijdens de spreekuren op de consultatiebureaus. Bovendien waren gedurende de periode 1923-1929 de huisbezoeksters be last met de werkzaamheden in de Melkkeuken. Het aantal huisbezoeken nam gestaag toe, omdat het aantal nieuw ingeschreven zuigelingen immers ook elk jaar steeg, zodat op i juli 1923 een tweede huisbezoek ster moest worden benoemd in de persoon van de Haar lemse Cornelia Hendrika Serné. Vanaf 1948 was er zelfs sprake van drie huisbezoeksters. De huisbezoekster was in feite een schakel tussen moeder en arts. Vaak bepaal de zij het gezicht van Zuigelingenzorg, zoals de secretaris R.A. van Valkenburg in het jaarverslag over 1956 schreef over Cornelia Hendrika Serné: die bij zovele gezinnen in Haarlem de personificatie van onze vereniging was en is. Met grote energie zette zij haar gehele persoon lijkheid in voor het werk op de bureaux en de zo belangrij ke huisbezoeken, waar zij de moeders met deskundige raad steeds terzijde stond. Het is tekenend voor de rol van de huisbezoekster, dat na het bericht, dat Cornelia Serné op 1 januari 1957 haar taak zou neerleggen, vele Haarlemmers meenden dat de vereniging ook haar werk zaamheden zou staken. In 1935 concludeerde het bestuur dat de frequentie van de huisbezoeken de laatste jaren erg benadeeld werd door de toenemende werkzaamheden van de huisbe zoeksters gedurende de spreekuren op de bureaus. Dit leidde in 1936 tot de benoeming van een hulp voor de spreekuren: de weegster. De weegster bleef tijdens de spreekuren in de kleedkamer. Zij hield de zuigelingen-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1989 | | pagina 162