Het gebouw heeft - alvorens het de huidige bestemming
als museum verkreeg - tal van bestemmingen gehad;
het begon conform de naamgeving als vleeshal ter ver
vanging van een kleinere voorganger op de hoek van
de Spekstraat en Warmoesstraat (vroegere benaming
Vleeschhouwersstraat). Dooreen tekort aan plaatsruim
te stonden veel vleesventers met hun waren op het kerk
hof voor de Grote of St. Bavokerk, een weinig aantrek
kelijke omgeving voor deze nering. Daarna heeft het
gebouw - naast regelmatige leegstand - onder meer
dienst gedaan voor de huisvesting van het militaire gar
nizoen, wederom voor de verkoop van vlees en gevogelte
en tot slot als expositieruimte voor de moderne kunst
en andersoortige tentoonstellingen.
Met tussenpozenvan ongeveer 50 jaar leert de ervaring,
ondergaat een pand zoals de Vleeshal een grote onder
houdsbeurt. Zo ook hier; in 1938 was het gebouw het
onderwerp van zeer uitgebreide restauratiewerkzaam
heden, waarbij onder meer veel van het (natuur-
stenen-jmateriaal van de gevels vervangen werd, en nog
juist in 1988 werd het groene licht gegeven voor een
hernieuwde aanpak. In vergelijking met 1938 is de aan
pak van nu minder in het oog springend en concentreren
de werkzaamheden zich voornamelijk op de kap en de
houten onderdelen van het gebouw. Het is juist daar dat
zich de grote problemen met het gebouw manifesteren.
De probleemveroorzaker is de bonte knaagkever, hierop
zal straks verder worden ingegaan. Van de steenharde
Vleeshal/kelder: aangetroffen
bestrating onder de bestaande
plavuizenvloer (foto J.F.).
170