27. Zie bijvoorbeeld voor begin- en einddatum van de inschrijvings periode buiten Haarlem gah, om, inv. 3, Assendelft, r. 96, omslag, en ook om, 3, Middelburg, r. 13. Zie voor Haarlem bijvoorbeeld om, inv. 3, Haarlem, r. 19, eerste pagina, voor de begindatum, en om, inv. 3, Haarlem, r. 59 voor de einddatum. Expliciete data voor het openen en sluiten van de inschrijvings periode heb ik in de stukken van de bewindhebbers niet gevon den. 28. gah, om, inv. 4, respectievelijk f. 12, 10 en 9V-10. 29. De werkwijze van de fictieve collecteur komt overeen met die van zeer veel van zijn collegae. Van al zijn hier genoemde daden zal ik een voorbeeld geven uit een der registers in mijn steekproef. 30. gah, om, inv. 3, Gouda, r. 12. Collecteur Pieter Woutersz. Crabeth. Pieter Woutersz. was de zoon van Wouter Pietersz. Crabeth, de beroemde glasschrijver die de glazen voor de Grote Kerk in Gouda heeft gemaakt. Hij was vroedschap in 1605, en schepen in 1606. In 1618 en 1620 zou hij raad ter Admiraliteit in Amsterdam worden, in 1627, 1628, 1637 en 1638 burgemeester van Gouda. In 1634 en 1636 was hij gecommitteerde tot de Staten van Holland. Hij overleed in 1638. Zie: N. Scheltema, 'Iets naders omtrent het leven der Crabeths' in: D.O. Obreen, Archief voor Nederlandsche kunstgeschiedenis 4 (1881-1882), pp. 274- 7, p. tegenover 276. 31. gah, om, inv. 3, Haarlem, r. 41, omslag: volgende de caerte gelevert den xxen Junij 1606. Het is mogelijk dat de loterijkaarten op andere plaatsen eerder of later werden besteld. 32. gah, om, inv. 3, Middelburg, r. 18. 33. gah, om, inv. 3, Haarlem, kaft van r. 7. 34. Leo Noordegraaf, J.T. Schoenmakers, Daglonen in Holland 1450-1600 (Amsterdam 1984), tabellen op pp. 74-76. Het lange loon per dag voor een meester metselaar en voor een metselaars knecht bedroeg in 1599 18 stuivers. Een meestertimmerman kreeg ook 18 stuivers, een timmermansknecht enkele stuivers minder. Weliswaar stegen de lonen in deze tijd, en verschilden lonen erg per beroep, per plaats en regio enz. Het beschikbare bronnenmateriaal heeft volgens deze auteurs bovendien voor namelijk betrekking op arbeiders in de bouw. 35. L. Noordegraaf, Hollands Welvaren? Levensstandaard in Hol land 1450-1650 (Bergen 1985), p. 26. Volgens de Amsterdamse zetting. 36. gah, om, inv. 3, Amsterdam, r. 35 van Pelgrom van Dronc- kelaer, Nr. 71. 37. gah, om, inv. 3, Gouda, r. 12 nogmaals van Pieter Woutersz. Crabeth: zijn twee zoons waren Wouter Pietersz. Crabeth, de later beroemde schilder die in 1606 circa 12 jaar was, aangezien hij circa 1594 werd geboren, en Jan Pietersz. Crabeth, die waar schijnlijk jonger was dan zijn broer. Het rijmpje van Wouter Pietersz. Crabeth luidde: Dat ick gaff is mijn gebleven,/ dat ick hielt heeft mij beghevenper Wouter Pietersz. Crabeth ter/ Goude in De Fortuyn heeft ingeleyt! ses schellingen. Het rijmpje van zijn broer: Silver noch goldt geit noch goetj vermach niet dat een vrundt wel doet,/ per Jan Pietersz. Crabeth te Goude! in Den Fortuyn heeft ingeleyt ses/ schellinghenHet rijmpje van de vader, Pieter Woutersz. Crabeth: Lieve kinderen laet den armen geen noot lijden,/ noch weest den nootdruftighen niet teghenteeniger tydenj per Pieter Woutersz. Crabeth terGoude in De Fortuyn

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1989 | | pagina 34