33 heeft ingeleytses schellingen. Zie ook N. Scheltema, op. cit., p. tegenover p. 276. 38. oah, om, inv. 3, Amsterdam, r. 35, Nr. 73. 39. oah, om, inv. 3, Haarlem, r. 55. Deze collecteur, Heyndrick van Leeuwen, heeft een hele rits Amsterdamse goudsmeden in zijn katern. Wellicht was hij zelf goudsmid. 40. gah, om, inv. 3, Haarlem, r. 25. 41. gah, om, inv. 3, Ter Veere, r. 2, Middelburg r. 18; om, inv. 3, Schoonhoven, r. ii. 42. gah, om, inv. 3, r 65. 43. gah, om, inv. 4, f. io-iov. 44. gah, om, inv. 3, Amsterdam, r. 90. De collecteur was Sijbrant Bam. 45. gah, om, inv. 3, r. 90 en 91. De gemiddelde collecteur verkocht loten aan 36,8 mensen: 24.658 rijmpjes op 670 collecteurs. 46. gah, om, inv. 3, Veere, r. 2. 47. Dit werd door de Staten van Holland begunstigd: zij schold Haarlem de belasting van de 40ste penning, die normalitair op overdracht hiervan betaald moest worden, kwijt, ten bate van de oude mannen, naar wij mogen aannemen. Zie Fokker, op. cit., p. 72. gah, om, inv. 6, ongefolieerd, Haarlem, r. 37. gah, om, inv. 3, Haarlem, r. 90, Nr. 191. gah, om, inv. 6, ongefolieerd, Enkhuizen r. 2. gah, om, inv. 6, ongefolieerd, Haarlem r. 90. gah, om, inv. 10, map met losse stukken, ordonnantie 19 septem ber 1607. gah, om, inv. 6, ongefolieerd, resp. Haarlem r. 20, R. 37, r. 40, R. 66, r. 76, r. 90; Amsterdam r. 136, Edam r. 31, Leiden r. 55, Den Haag r. 32, Rotterdam r. 28 en Dordrecht r. i. J. Sterck, Van Rederijkerskamer tot Muiderkring (Amsterdam 1928), pp. 25-26. E. van Autenboer, Het Brabants landjuweel der rederijkers 1515-1561(Middelburg 1981), pp. 23-28 en 87- 90, bekritiseert echter de omschrijving zoals Sterck die geeft. Hij meent dat landjuwelen in de vijftiende eeuw werden gehouden door rederijkers, naar het voorbeeld van schuttersfeesten. In 1510 groepeerden de Brabantse rederijkerskamers zich in een verbond dat de organisatie van landjuwelen aan regels onder wierp. Een landjuweel was, vanaf toen, een cyclus van zeven wedstrijden, waaraan alleen Brabantse rederijkerskamers kon den deelnemen. Na 1510 zou nog slechts een landjuweel zijn gehouden, en wel in zeven Brabantse steden. Hoe het ook zij, de Hollandse rederijkerskamers stoorden zich kennelijk niet aan deze Brabantse regulering, en wij vinden veel elementen van de Brabantse landjuwelen in Haarlem terug. 55. Fokker, op. cit., p. 73-8. Het citaat is van p. 74. Fokker geeft geen bronvermelding. 56. De pelikaan, die zijn jongen voedt met zijn eigen bloed door zich in de borst te pikken, is een symbool voor Christus en voor christelijke opoffering, charitas en trouw. 57. O. van Lennep, Beknopte geschiedenis van 'Trou moet blycken' 1502-1922, uit verschillende bronnen opnieuw bewerkt.(Haar lem 1922), p. 5. 58. tmb, inv. 1, f. 74V. De oude camer der rederijkers te Haarlem, die van de Pellicanisten, bestaat nog steeds voort, maar nu als herensociëteit en onder de naam Trou moet blycken. In het gebouw van de Sociëteit aan de Grote Houtstraat bevindt zich 48 49 50 51 52 53 54

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1989 | | pagina 35