c
Een bleeckerije daer Abraham Bossu eerst op gewoont
heeft, so groot en clijn als die leijt, belent ten Zuyden de
werf van Gilliaem Bossuw 2ten westen Leendert Meesz,
ten noorde Claes van Duijnen. Het waren de doopsgezin
de askopers Lucas van Beeck (Emmerik 1602-Amster-
dam 1652) en Lucas de Clercq (Haarlem 1603-Haarlem
1652). De eerste was getrouwd met Christina van Steen-
kiste en had zich in 1627 te Amsterdam gevestigd, de
tweede huwde haar zuster Feyna of Feyntje, beiden
dochters van Pieter van Steenkiste en van Janneke Ber-
tramsdochter van Caerle. Het echtpaar De Clercq woon
de op het Spaarne hoek Berkenrodesteeg noordzijde, in
het huis met de trapgevel 3). Op 22 mei draagt ds.
Picardus van Egmont hun voor 510,— nog twee hond
land over, gelegen ten zuiden van de Kleverlaan met als
oostelijke begrenzing de Delft en noordelijk palend aan
het bezit van Joost van der Graft (of; Vergraft). Weer
een dag later verkoopt ook Leendert Meesz (Hooch-
69
Lucas van Beeck (1602-1657),
op tweeëntwintig-jarige leef
tijd.
Wapen Van Beeck: in goud en
rood (zwart komt ook voor) St.
Andrieskruis, helmteken: een
uitkomende brak zonder voor
poten, op de borst beladen met
een kruis van het schild.
Spreuk: Christus ons waere
Beeck. Randschrift: So van een
kleyne Beeck kompt well een
groote vloet
Gelyck de fiere jeught tot ouwer-
domme groet
(Gravure; toegeschreven aan
Crispijn de Passé; afm. 22,5 x
18 cm; coll. en foto: Iconogra
fisch Bureau).
jf
waet'