tret, dat de schilder van de man maakte, lijkt deze niet in optimale fysieke toestand te verkeren. Zijn gespalkte, in een mitella gedragen rechterarm suggereert volgens prof. Den Herder een polsbreuk 5). Blijft onbeantwoord de vraag, waarom op dit portret toch een kort durend, niet verfraaiend ongemak is weergegeven. Wijst de draagdoek niet eerder op een onmachtige arm? Beide doeken zijn van zodanige afmetingen, dat ze daardoor voor latere generaties onbruikbaar werden. De familie Van Eeghen, op wie de doeken waren vererfd, schonk ze in 1891 aan de stad Amsterdam, die ze in bruikleen gaf aan het Rijksmuseum aldaar 6). In het laatst van 1645, begin 1646 laat De Clercq zich andermaal uitschilderen, nu waarschijnlijk door Pieter de Grebber. Deze heeft zijn onderwerp in een wat wazig duinlandschap geplaatst. De Clercq is de centrale figuur temidden van zijn kinderen uit zijn eerste huwelijk en zijn tweede vrouw Adriaentje (de) Keyser(s) met wie hij op 18 september 1640 is getrouwd. Aan haar linkerzijde staat haar voorzoon uit haar vroegere echtverbintenis Lucas de Clercq met (2de) echt genote Adriaentgen (de) Key sets) (16..-1662). Links de kin deren uit zijn eerste huwelijk, rechts een voorzoon van de vrouw uit haar eerdere huwelijk. (Doek, olieverf; toegeschreven aan Pieter de Grebber; afm. 1,22x2,2 m; Amsterdams His torisch Museum) 72

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1989 | | pagina 74