...Eenvoudig, stil verblijf, der eenzaamheid geheiligd,
op welks gerusten grond ik zalige uren slijt,
dat tegen 't stadsgewoel den matten geest beveiligt
en door Uw' zedigheid voor 't hart bekoorlijk zijt!
Betoverende Beek! u wijde ik deeze zangen.
Bij Van Vollenhovens overlijden op 5 maart 1814 vererft
het vaderlijk buitengoed op de oudste zoon Josua van
der Poorten van Vollenhoven. Zoals diens rechtsvoor-
ganger in de eigendom van De Beek, Lucas van Beeck,
geplaagd werd door diefstal uit zijn boomgaard, die hij
bestreed door het kerkepad te verleggen, zo had ook
Josua overlast van kwaadwillenden. In augustus 1817
staat de schout van Bloemendaal hem toe op De Beek
voetangels en klemmen te leggen. Bordjes bij de ingan
gen met het opschrift: Hier liggen voetangels en klem
men, waren in die tijd waarschijnlijk al voldoende om
hen die euveldaden in de zin hadden, daarvan te weer
houden. Het is onder Josua's bewind, dat J.D. Zocher
jr. op De Beek een landschappelijke aanleg voltooit.
Josua van der Poorten van Vollenhoven overlijdt kinder
loos te Amsterdam op 1 december 1830. Zijn echtgenote
besluit vrijwel terstond De Beek te verkopen. Zij geeft
daartoe volmacht aan haar zwager mr. Frederik van de
Poll, staatsraad, commissaris des Konings in Utrecht.
Mr. Van de Poll had goede herinneringen aan De Beek.
Later, op 7 februari 1847, noteert hij: ln dit huis heb ik
vele zalige oogenblikken doorgebragt. Gehuwd aan mijne
dierbare Elisabeth van Vollenhoven, dochter des dichters,
76
De Beek (Westzijde) in 1733;
vergelijk de rondgemetselde
schoorstenen met die van
Akerendam te Beverwijk
(Aquarel; J. de Bosch (1713-
1785); afm. 25X46,5 cm; part.
coll.)