o- Lauwe reacties in r" Haarlem :rd 9 r- es- ig" nd Dit en ior est '37 :ze lar ni- >e- de en 11e )r- en ng ;n, ng en tot ks de an •e- de de O. e- De reacties in Haarlem op de spoorwegplannen waren opmerkelijk gereserveerd. Het nut van een spoorlijn ontging de meeste Haarlemmers volkomen. Toen de gouverneur van Noord-Holland begin 1835 de Gemeen teraad om commentaar vroeg op het plan van Brade en de zijnen, reageerden de raadsleden aanvankelijk negatief. Zij zagen zwarigheden, zoo menigvuldig, dat wij menen dat het schier onmogelijk zal zijn die te boven te komen. Bovendien vonden zij dat Brade een overtrokken beeld van de voordelen van een spoorlijn had gegeven. Het plan wemelde van onnauwkeurigheden en onbewezen stellingen, berekeningen zo al niet van alle grond ont bloot, dan tenminste blijken dragende van ene overdreven zugt om 't plan behagelijk te doen voorkomen. In de persoon van het raadslid jhr.mr. D.A.W. van Tets van Goudriaan, de latere president van de arrondisse mentsrechtbank te Haarlem, vond Brade echter een voorstander. Hij keek verder dan de gemeentegrenzen en betoogde dat het transitoverkeer naar Duitsland voor Nederland behouden moest blijven en dat de Belgen de pas afgesneden moest worden. Hij vond dan ook dat de spoorwegen het groene licht moesten krijgen en raadde zijn collega's aan niet al te zwaar te tillen aan de onvol komenheden in het 'financiële plaatje' van Brade; die zorg was voor de geldschieters, niet voor de gemeente Haarlem. Vooral op zijn instigatie besloot de Raad, zij het onder zware bedenkingen, positief te reageren op het plan Brade, mits aan enkele voorwaarden werd voldaan. Het scheepvaartverkeer op het Spaarne en het wegver keer langs de trekvaart mochten door de spoorlijn op geen enkele wijze gehinderd worden. Bovendien moest de HUSM rekening houden met de positie van de schip pers van de trekschuiten en hun knechten, de jagers, de kaarsladeschippers en bestellers, die allen hun brood verdienden aan het verkeer van Haarlem op Amster dam, en die door de aanleg van de spoorlijn ongetwijfeld in hun bestaan bedreigd zouden worden. Indien de spoorwegen nieuwe werkgelegenheid zouden creëren, dan moesten zij als eersten hiervoor in aanmerking ko men. Blijkbaar vond de Gemeenteraad dat hiermee het laatste woord was gezegd, daar in de volgende jaren het onder werp spoorwegen niet meer voorkomt op de agenda van de raadsvergaderingen. Slechts zijdelings kwam het onderwerp nog ter sprake. Zo werd in de raadsverga dering van to januari 1838 besloten vier vacatures bij 89 39- 7- rk-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1989 | | pagina 91