1840 liet de commandant van het garnizoen de commis saris van politie weten dat op zondagavond de zeventien de, omstreeks elf uur, in de herberg van de weduwe Daams bij de Nieuwpoort, tussen enige burgers en de élève-tamboer Coningsbruggen van de Schoolcompag- nie der Zesde Afdeeling Infanterie een twist had plaats gevonden, tengevolge waarvan laatstgenoemde zijn sabel gemerct no. 2g6, is ontnomen, en wel door de persoon H. Kloes, werkzaam aan de aschbelt en woonachtig aan de Reek bij de Nieuwe Stad. Kloes kreeg het zwaard te pakken door flink te bijten in de hand van de tamboer, waarmee hij zijn sabel vasthield. In de nachtelijke uren, wanneer de politie sliep, liepen de nachtwakers, ook wel klapwakers genoemd, hun ronden om het lijf en goed der burgers te behoeden voor allerlei onheil. De nachtwacht bestond in 1840 uit ongeveer zeventig wakers, die bij toerbeurt dienst deden. Elke avond moesten de nachtwakers, die die nacht dienst hadden, gewapend met hun stok met ijzeren punt en klap of ratel, op appèl komen bij de Kleine Houtpoort. Daar werd hun verteld naar welk gedeelte van de stad zij moesten gaan. Verspreid over de stad stonden wacht huisjes, van waaruit zij hun ronde moesten beginnen en waar zij tussen de ronden door mochten rusten. De eerste ronde begon om elf uur. Daarna werd elk half uur een ronde gemaakt, waarbij zij op elk vol uur met hun ratels moesten klepperen en het uur afroepen. Voor hun arbeid kregen de nachtwachten een bedrag tussen de dertig en vijftig cent, afhankelijk van het jaargetijde. Voor veel Haarlemmers, die op de rand van het be staansminimum leefden, was het nachtwaken een welko me aanvulling op hun schamel dagloon. Maar het bete kende wel dat de wakers, die overdag al gewerkt hadden, nog al eens in slaap vielen in hun wachthuisjes. Ook kwam het wel voor dat vermoeide nachtwakers om niet in actie te hoeven komen tijdens hun ronde zoveel lawaai maakten dat hun komst al van verre werd gehoord. Om dit misbruik enigszins tegen te gaan mochten de nachtwakers geen klompen dragen, omdat die te veel lawaai maakten. De commissaris van politie was verantwoordelijk voor de handhaving van de openbare orde en het opsporen van overtredingen van gemeentelijke verordeningen en bepalingen van het Wetboek van Strafrecht. Wat betreft de openbare orde waren het vooral de bedelaars die deze orde bedreigden. Commissaris Peltenburg zag het dan ook als zijn plicht zoveel mogelijk bedelaars al of

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1990 | | pagina 102