opsluiting in het tuchthuis voor zeven jaar. In hoger beroep werden het geselen en brandmerken gewijzigd in een 'gewone' te pronkstelling gedurende een half uur op het schavot. In oktober kreeg de negentienjarige kruier Andries de Leeuw voor een diefstal die hij in het huis van zijn meesteres had gepleegd een straf van een te pronkstel ling van vijftien minuten en vijf jaar gevangenis. Ook dit vonnis werd in hoger beroep gewijzigd in vijf jaar tuchthuis. Salomon en Andries profiteerden beiden van de groeiende kritiek die in deze jaren losbarstte over zulke barbaarse straffen als geselen en brandmerken. Zo iets paste niet meer in het beschaafde Nederland. De dertigjarige Jan Koster, die op de openbare weg te Santpoort iets had ontvreemd, en L. Heim waren echter niet zo gelukkig. Op 19 oktober werden zij beiden ge brandmerkt en te pronk gesteld voor het stadhuis, waar na zij voor respectievelijk tien en zeven jaar in het tuchthuis werden opgesloten. Naar aanleiding van de tenuitvoerbrenging van deze twee vonnissen diende de opzichter over de stedelijke werken en gebouwen een declaratie in van zes gulden vijftig wegens loonkosten die hij had uitbetaald aan acht mannen die een halve dag hadden gewerkt om het schavot gereed te maken. Onderhoud brandspuiten Indien er onverhoopt brand mocht uitbreken was het zaak binnen de kortste keren de gehele stad in rep en roer te brengen. Volgens het scenario moesten de twee torenwachters, die elke nacht van tien uur 's avonds tot drie uur 's morgens in de zomer en vijf uur in de winter wacht hielden in de toren van de Grote Kerk, zodra zij ergens brand zagen, één lantaarn uit de toren hangen in de richting van de brand en op hun trompetten blazen en de brandklok luiden, net zolang tot de koster was gearriveerd. Vervolgens moesten de inmiddels gealar meerde nachtwachten met hun ratels en de tamboers van de schutterij met roffelende trom onder het roepen van brand, brand de gehele stad doorlopen. Al deze herrie had tot doel hef Haarlemse brandweerkorps uit bed te krijgen, of als de brand overdag plaatsvond, van hun werk te halen. In 1840 telde de brandweer 536 blussers. Zij waren ingedeeld in negen compagnieën, zeven in de stad en twee daarbuiten. In beginsel was elke burger verplicht dienst te doen in de brandweer. Wie zich daar aan probeerde te onttrekken kreeg een boete van enkele guldens. 102

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1990 | | pagina 104