schoenmakers, 77 smeden en 9 molenaars. De groep
arbeiders, ten getale 2.655, waarvan 578 losse arbeiders,
vormde de grootste beroepsgroep.
Van slechts 1.744 vrouwen is het beroep genoteerd; een
schamel aantal, omdat tal van vrouwen ingeschakeld
waren in het bedrijf van hun man of thuiswerk verricht
ten om het karig gezinsloon aan te vullen. Onder deze
1.744 vrouwen werden 145 winkeliersters, 39 tapsters, 6
kleermaaksters en 5 baksters geteld. Het meest in het
oog springend is het grote aantal vrouwen dat een dienst
betrekking had. In 1840 verdienden liefst 844 vrouwen
en meisjes hun brood als dienstbode. Ook het aantal van
259 naaisters is opmerkelijk.
Het Gemeentebestuur had deze beroepsstructuur liever
anders gezien. Het had gehoopt dat de drie textielfabrie
ken, die zich in de jaren dertig in Haarlem hadden
gevestigd, het beschikbare reservoir van arbeiders ge
heel zouden doen opdrogen. De directe aanleiding tot
de vestiging van een textielindustrie in Haarlem was de
trouwelooze afval van dat wispelturig volk, zoals het
Gemeentebestuur de Belgen in die dagen omschreef.
Als reactie namelijk op de Belgische opstand in 1830,
had Koning Willem 1 besloten de Belgische textielindus
trie, die vooral door zijn toedoen daar was opgebouwd,
te elimineren en naar Noordelijk Nederland over te
brengen.
De koning hoopte met deze politiek twee vliegen in één
klap te kunnen slaan. Nederland zou een industriële
natie worden en concurrerend kunnen produceren met
het machtige Engeland en tegelijkertijd zou het armoe
deprobleem in de grote steden opgelost worden. Hoog
op de lijst van steden die geholpen moesten worden
stond Haarlem, omdat in de jaren twintig de armoede
hier als een grauwe sluier over de stad lag. Met aantrek
kelijke leningen, subsidies en gegarandeerde afnames
slaagde de regering erin enkele textielfabrikanten naar
Nederland te lokken. In 1833 arriveerde de Engelse
fabrikant Wilson, die bij Brussel een fabriek had gehad.
Van de stad kreeg hij het Muizenveld aangeboden, een
stuk grond tussen de Leidse Vaart en de Wilhelmina-
straat. Daar liet Wilson een blekerij en een katoendruk
kerij bouwen. Een jaar later liet de uit Gent afkomstige
Poelman aan het Spaarne bij de Nieuwe Achter Gracht
(thans de Parklaan) een spinnerij en weverij bouwen,
die hij de Phoenix noemde. In hetzelfde jaar opende de
alom om zijn kundigheid geprezen Prévinaire, aan de
Zijlweg een fabriek voor het verven en drukken van