een bedenkelijke zaak. Het onderwijs in die tijd had immers niet alleen tot doel de jeugd enige vaardigheden te leren, die nodig waren om later een eerlijk stuk brood te kunnen verdienen, maar ook - en dat was belangrij ker - om de jeugd in te prenten dat de samenleving een strak geordend geheel was, waar iedereen en alles een vaste plaats had, waar niet van mocht worden afge weken. Het onderwijs diende dus niet zo zeer om de jongeling voldoende intellectuele bagage mee te geven om met succes de maatschappelijke ladder te beklim men, maar om hem te leren wat zijn plaats op die ladder was en er voor te zorgen dat hij daarin zou berusten en niet opstandig zou worden. Vandaar dat de overheid, die toch in eerste instantie het als zijn taak zag de orde te handhaven, er scherp op toezag dat ouders hun kinderen ook daadwerkelijk naar school stuurden. Een beproefd middel daartoe was on verantwoordelijke ouders te dreigen met het inhouden van de bedeling. Het schrijven van de Schoolcommissie heeft vruchten afgeworpen. Eind 1840 volgden 1.581 kinderen lager onderwijs op de stadsarmenscholen, een stijging met 170 ten opzichte van 1839. Haarlem telde in 1840 vier armenscholen, die aangeduid werden met de letters A (op het Klein Heilig Land, naast het Soephuis), B (in de Beeksteeg), C (in de Jansstraat) en D (aan de toen nog niet gedempte Oude Gracht). Van het onderwijzend personeel op deze vier scholen werd veel gevraagd. De scholen waren veelal onderbe- mand en beschikten praktisch nauwelijks over hulpmid delen. In september 1840 liet de hoofdonderwijzer Veen van school C, die een jaarwedde had van 650 gulden, weten dat het water hem tot de lippen was gestegen. Hij had een paar honderd kinderen onder zijn hoede, maar omdat zijn school slechts twee lokalen had, leek het schoolgebouw meer op een kinderpakhuis. Bovendien had hij maar één ondermeester. Wel had hij enkele kwekelingen van de heer Prinsen, het hoofd van de Rijkskweekschool in de Jacobijnestraat, rondlopen, die voor een paar gulden in de maand de orde in de twee klassen moesten zien te handhaven en simpele karweitjes voor hem konden opknappen, maar veel had hij niet aan hen. Geen wonder dat het peil op zijn school dus bedroefend laag was. Minvermogende ouders die niet of slechts ten dele aan gewezen waren op de bedeling werden geacht hun kin deren naar de stadstussenschool (ook wel stadsburger- 111

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1990 | | pagina 113