jaar naar de fabriek of bij een baas in de leer. Een aantal meisjes kwam eveneens in de fabriek terecht, maar de meesten werden naaister of dienstbode. Wel bestonden er voor deze 'arme' jeugd mogelijkheden om zich na hun dagelijkse arbeid theoretisch en praktisch verder te bekwamen in hun werk. De jongens konden namelijk in de avonduren de in 1822 opgerichte tekenschool of de in 1833 geopende Industrieschool van de Nederlandsche Maatschappij ter Bevordering van de Nijverheid bezoe ken. In 1840 werd op de tekenschool door Brakenburg bouw- en meetkunde gegeven, door de heer Savry alge mene vorming en door Reekers tekenen, onder andere het lijntekenen, dat diende het oog van de leerling te oefenen in het vergelijken van verschillende grootheden en zijne hand in het regelmatig trekken van lijnen en figuren met gebruik van passer, maatstok en liniaal. Voor de meeste jongens moet het volgen van deze lessen na een dag hard werken een zware opgave zijn geweest, waar in de praktijk wellicht weinig van terecht zal zijn gekomen. In elk geval moest de directeur van de teken school op 3 oktober 1840 tijdens de jaarlijkse prijsuitrei king, tot zijn leedwezen meedelen dat hij over den ijver en de vorderingen der leerlingen wel voldaan was geweest, maar helaas geene termen had gevonden om dit jaar de zilveren medaille aan de meest gevorderde leerling uit te reiken, en wel omdat geen van de 78 jongens die dat jaar de tekenschool hadden doorlopen, daarvoor in aan merking kwam. Wie van de meisjes daar zin in had, kon naar de Naai- en Breischool gaan. Deze school was door het departement Haarlem van de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen in 1826 opgericht ten behoeve der inrigting tot onderwijs in het brijen, linnen- en wollennaayen voor meisjes van de mingegoede ingezetenen. Onder het wakend oog van zes brei- en negen naaivrouwen leerden in 1840, zonder daarvoor te hoeven betalen, 84 meisjes het naaien en 131 het breien. De school had zo n succes dat er in 1840 een wachtlijst was. Met voldoening noteerde de Plaatselijke Schoolcommissie dan ook in haar jaarverslag over 1840 dat deze inrichting een zeer heilzame was, daar talrijke meisjes, nu in dienstbare betrekking, de vruchten in ruime mate plukken, als ook velen, welke door zwakheid van gestel of eenig ander ligchamelijk gebrek verstoken waren hun brood in den dienstbaren stand te verdienen, zich nu in staat gesteld zien, voor haar zelve te kunnen zorgen. "3

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1990 | | pagina 115