aangezien dit bestekhout is het welk gezaagd moet wor
den, verloopt daarmede minstens veertien dagen. Gaar
ne zag ik dan ook meer tijdige afgifte van uw tekeningen,
zodat dit niet meer plaats zal hebben. In afwachting
van uw antwoord. Hoogachtend, M. van Ommeren,
aannemer van de museum gebouwen.
Dit werk heeft Van Ommeren niet kunnen afmaken.
Zijn gezondheid had reeds geruime tijd te wensen over
gelaten en het zag er niet naar uit dat hierin nog verbete
ring zou komen. Een gelukkige omstandigheid was dat
zijn dochter Dina haar vader reeds verscheidene jaren
ter zijde had gestaan en hem veel administratief werk
uit handen had genomen.
Zij had een zelfde zakelijk gevoel, was goed opgeleid,
bezat het HBS-diploma en was goed op de hoogte van
de gang van zaken in het bedrijf. Wat dat betreft kon
de zaak dus rustig worden voortgezet; echter niet voor
wat betreft de verdere bouw van het museum. Van
Ommeren heeft dit kennelijk aangevoeld en maatregelen
genomen voor het geval dat hij er niet meer zou zijn.
Op 3 september 1911 kwam hij te overlijden.
Op 14 september 1911 zond de Wed. M. van Ommeren
de volgende brief aan Burgemeester en Wethouders van
Haarlem:
Haarlem 14 september 191 r.
Weledel Achtbare Heeren Burgemeester en Wethouders
te Haarlem.
In vervolg op mijn schrijven d.d. 4 sept. j.l. betreffende
de museumbouw heb ik de eer Ued. Achtbaren te berich
ten, dat de verdere bouw zal worden afgemaakt door de
Heer P. van Duuren, die als borgen zal stellen de Heeren
J.P.A. Nelissen en J. Misérus.
Genoemde P. van Duuren zal in alle rechten en verplich
tingen treden, die mijn overleden echtgenoot had en op
zich genomen had ten opzichte van de bouw tegenover
de Gemeente,
Om bovengenoemde redenen verzoekt ondergetekende
van deze overeenkomst te worden ontslagen.
Met de meeste Hoogachting,
Uw. Ed.Achtb. dn. esse,
Wed. M. van Ommeren.