a. huis en erf aan de westzijde van de Kleine Houtstraat,
hoek Gortesteeg, die ten noorden helend is, ten zui
den Jan Coelombie, achter het volgende perceel;
b. huis en erf in de Gortesteeg, ten oosten en achter
belend door a., ten westen door de weduwe van
Bartel Kragting.
Voor het eerst wordt de huisnaam 'De Posthoorn' niet
meer gebruikt.
Huskus verkoopt beide percelen op 7 januari 1769 aan
Johannes Eller voor 300 Car. gulden; de laatstgenoemde
is gehuwd met Hermina Zegeling, die in 1788 is inge
schreven in het St. Lucasgilde als maakster van delfts
aardewerk. Vermoedelijk was dit echtpaar op huwelijkse
voorwaarden getrouwd en trad de vrouw in dit geval op
als exploitante van een pottenbakkerij. Haar dochter,
Elisabeth Eller, verkrijgt door vererving het eigendoms
recht en verkoopt het complex op 28 augustus 1805 na
haar scheiding van Johannes van den Oever. De nieuwe
eigenaar is Pieter Schabbing; uit de stukken blijkt dat
de eerder genoemde 'kamer', die bereikbaar was vanuit
de Gortesteeg, bij het huis was getrokken, waarna het
geheel omschreven wordt als voorheen twee aparte hui
zen.
Het pand is nadien steeds als winkelpand in gebruik
gebleven, getuige de vermelding in de volkstellingsregis-
ters:
1829 Johan Willem Scholten, winkelier
1839 Adriana Johanna Peltenburg, met dienstbode (geen
vermelding van nering)
1849 idem, doch nu met vermelding: winkel van aar
dewerk.
Door Allan wordt het pand 'het Boterhuis' genoemd en
hij stelt dat daarin de schilder Frans Pietersz. Grebber
zou hebben gewoond; bij het verpondingsregister van
1628 is echter bij vergissing het woord Oudegracht weg
gevallen, alwaar deze in werkelijkheid gewoond heeft.
Al geruime tijd is het pand in gebruik bij het Haerlems
Studenten Gildt als sociëteit met enkele studenten
kamers op de verdieping. De toestand van het pand gaf
nogal aanstoot getuige de klacht van de winkeliersvere
niging 'zuidelijke Kleine Houtstraat' van 2 februari 1976
aan het gemeentebestuur; gesproken wordt over een
ergerlijke aanblik tegenover een straks herrezen mo
nument (de gerestaureerde Bank van Lening), waarvan
men veronderstelt dat het eigendom van de gemeente
is.
Bij een bespreking met de toenmalige wethouder Stads-