Jan Loots Als ik Jan Loots in zijn laatste levensjaren zo nu en dan
25 februari 1899- vroeg of hij nog weieens wat schilderde zei hij steevast:
t6 augustus 1990 Nee, ik heb niets meer te zeggen, ik heb geloof ik alles
gezegd wat ik te zeggen had. Dat klonkt triest maar ook
reëel, komend uit de mond van een schilder die tegen
de negentig liep en wiens gezichtsvermogen niet best
meer was.
Kijken was zijn grote hobby. Hij kneep er zijn ogen bij
tot spleetjes. Als hij mij bezocht ging hij altijd even mijn
wanden langs om te kijken naar wat daar hing. Bij zijn
laatste bezoek liep hij, steunend op een stok, op 'Le
sacre du printemps' af, een schildering van mijn dochter,
geïnspireerd door Stravinsky's balletmuziek. Met zijn
rechterhand boven zijn ogen keek hij kippig heen en
weer over wat lijnen en kleuren en gaf zijn oordeel: Ik
vind het een slap schilderij. Ik hoop niet dat ik je ermee
beledig, maar ik zeg maar eerlijk wat ik er van vind.
Daar zat ik met de oerkrachten van Stravinsky en mijn
dochter. Zijn slechte ogen zullen het totale beeld niet in
zich op hebben kunnen nemen, maar hoe dan ook: Jan
Loots had zijn eerlijke mening gegeven. Tactisch zijn
woorden kiezen was niet zijn zorg. Hij wil, kan ook
mogelijk niet charmeren lees ik in een recensie van een
tentoonstelling van zijn werk, 25 jaar geleden, in De
Waag. En verderop in die recensie is sprake van eerlijke
nuchterheid.
Dat die nuchterheid een levensinstelling van hem was
blijkt uit wat hij onder meer schreef in het boekje dat de
beeldende kunstenaarsvereniging Kunst Zij Ons Doel,
waarvan hij jarenlang lid is geweest, ter gelegenheid van
haar 150-jarig bestaan uitgaf: Het verkeer van kunste
naars onder elkaar bevordert begrip voor elkanders op
vattingen en waardering van de persoon en werk. Dat
kan uitermate verruimend ieders inzicht bevorderen in de
betrekkelijkheid van eigen prestaties, wat heel belangrijk
is voor een kunstenaar, kzod leeft nog steeds met volle
belangstelling met de verandering in de kunstopvattingen
mee. Dat neemt niet weg dat grote waarde gehecht blijft
aan een gedegen vakstudie.
Dat gedegen vakmanschap en inzicht in de betrekkelijk
heid van eigen prestaties zo belangrijk zijn voor een
kunstenaar is een filosofie die helemaal bij Jan Loots
past. De christelijke deugd van nederigheid, waarin hij
was opgevoed, zal hier een woordje hebben meegespro
ken. Zijn boekje te buiten gaan, ongebreideld vorm
geven aan grootse visioenen: het lag buiten zijn aard en
achtergrond. Hij ging uit van de zichtbare werkelijkheid.
220