Justus Lipsius, die destijds in Leiden hoogleraar was 6l).
Zij verschilden van mening over de vraag of overheden
bevoegd waren om ketters terecht te stellen. Lipsius
vond van wel omdat, volgens hem, alleen de staat het
recht had om binnen het kader van de wet geweld te
plegen (12), en omdat ketters in zijn ogen verstoorders
waren van de gevestigde orde. Coornhert was het niet
met hem eens want de Prince geen vrij ghebiede over de
Kerke en heeft.ende dat meer om te beschermen dan te
oordelen 63). Als ketters zich al bezondigden aan het
verstoren van de orde, dan was dat daeromme de arme
joncheyt qualijck opghevoedt zijnde, lichtelijck geraeckt
aent ledich gaen, tusschen (dobbelen) ende drincken 64).
Zowel Lipsius als Coornhert wensten orde te scheppen
in het openbare leven, de een door strenge militaire
tucht en de ander door opvoeding en sociale hervormin
gen. Beide thema's vinden we terug in het politieke
en artistieke programma van het stadsbestuur, dat zich
bereidwillig schikte naar de vooruitstrevende sociale
theorieën van zijn stadssecretaris maar tegelijk ook vast
hield aan het privilege huisvesting te verschaffen aan de
beul, de dienaar van het Hof van Holland in Den Haag,
die verantwoordelijk was voor het noorden van
Holland 6s).
Ook op het gebied van de kunsten bleef de immigratie
niet zonder gevolgen. De economische opbloei van
Haarlem ging gepaard met een stijging van het aantal
arbeiders, kunstenaars en handwerkslieden die van el
ders afkomstig waren 66). Van Mander, zelf een immi
grant, verwijst herhaaldelijk naar de relatie tussen 'vers
bloed' en economische en artistieke welvaart. In de
levensbeschrijving van Cornelius Kunst bijvoorbeeld,
vertelt hij dat de schilder wegging uit Leiden, de stad
waar hij jaren had gewoond, ...doch alsoo sijn Stadt in
rijckdom niet overbloeyde door 't verloop der vreemde
oft uytheemsche die dees Stadt veeltydts welvoerende ple-
ghen te maecken trock Cornells Kunst somtijds voor een
Jaer dry of vier woonende te Brugghe in Vlaender wesen-
de te dier tijdt een welvoerende en rijcke Stadt van veel
vreemde volcken bezocht en bewoont om den grooten
handel dit daer was ghedreben sodat de Const daer in
groot achten en welbetaelt is gheweest: des hij daer groot
ghelt heeft ghewonnen en veel schoon wercken
ghedaen (v). Wel een indicatie welke verwachtingen Van
Mander zelf moet hebben gekoesterd ten aanzien van de
economische en artistieke mogelijkheden die Haarlem te
bieden had; elders vergelijkt hij zijn nieuwe woonplaats