taak uit hoofde van de wettelijke verantwoordelijkheid van het stadsbestuur. In dit verband komt Ampzing zelfs met de suggestie dat het strenge toezicht op voedsel, dat de burgers voor ziekte en ongenoegen diende te vrijwaren, een openbaring zou zijn geweest voor wet gevers van het kaliber van Lycurgus en Solon IOI)_ De architectuur van de anno 1603 gedateerde Vleeshal is duidelijk anders dan die van de Waag. Natuurlijk, dit maal was het ontwerp van de hand van Lieven de Key, maar waarschijnlijk was ook het uitgangspunt anders. De Vleeshal werd het werkterrein voor een eenvoudiger, lokaal publiek - dat zal het stadsbestuur zich hebben gerealiseerd en mogelijk verleende het daarom ook de opdracht aan een van zijn eigen ondergeschikten. Dit verklaart meteen waarom de Waag uit een kostbaar soort steen en de Vleeshal gewoon uit baksteen is opge trokken en ook waarom de Vleeshal nogal volks en overladen oogt, terwijl de Waag zo sober en verfijnd is. De enige overeenkomst tussen beide gebouwen - de grote stenen wapenschilden op voor- en zijgevels - bena drukt juist het verschil dat de opdrachtgever moet heb ben gevoeld. Op de Vleeshal bestaan de dragers van de schilden uit twee paar wilde saters die het devies Vicit Vim Virtus in gedachten roepen. Had Van Mander het in 1596 niet over wetten die woeste zeden moesten tem men, en associeerde Ampzing later het devies niet met de zege van Haarlem over de wildste van alle dieren? Deze wellustige saters, maar ook de koppen van veel tammere dieren elders op het gebouw, zijn de personi ficatie van die woeste natuur die nu, ten behoeve van de burgerij, door warenkeuringen maar ook door een wijze wetgeving aan banden is gelegd. Vanuit haar eigen bolwerk, het stadhuis, had de 'Wet' inmiddels dus haar vleugels over het Prinsenhof, de Doelen, de Librije en vervolgens de Waag en de Vleeshal uitgespreid. Toen aan deze prioriteiten was voldaan, brak eindelijk het moment aan om de minderbedeelden te gaan bedenken en een tehuis voor oude mannen op te richten. Maar helaas, het geld bleek op; een loterij moest uitkomst bieden. Voor het stadhuis werden de prijzen, waaronder kostbare vergulde vazen en juwelen, uitgestald om de bevolking edelmoedig en van ganser harte Il>2) te laten geven en toch maar vooral veel loten te verkopen. Toch school er ook een politieke bedoeling achter de handelswijze van de raad, zoals Screvelius, voormalig rector van de Latijnse School, zo duidelijk formuleert: En nadien Burgemeesterende heeren van

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1990 | | pagina 42