de opdracht ook maatgevende bedrag van 2300 gulden II?). Tapisserieën golden als een luxe die alleen aan de hoogste adel en autoriteiten was voorbehouden; kennelijk meenden de vroede vaderen dus wederom dat hun prestige zou groeien als zij zich met hun voorgangers identificeerden. Tevens diende de heroïsche zeeslag als een hommage aan de voor Haarlem zo belangrijke scheepsbouw die, zoals we al hebben geconstateerd naar aanleiding van het uit dezelfde periode daterende schil derij van Vroom, omstreeks 1630 ook van overheidswe ge werd gestimuleerd. Het wandtapijt tegen de lange muur op het noorden vormt een geslaagde verbinding tussen de beide zwaar geornamenteerde schouwen aan de korte kant op het oosten en het westen. Boven de ene schouw hangt een schilderij (afb. 14), boven de andere een tapisserie (afb. 15). Schilderij (gesigneerd en gedateerd met P. d[e] G[rebber], 1630) en tapisserie (tegelijk met de Ver overing van Damiatein 1630, door Thienpont vervaar digd) behandelen het voornaamste resultaat van deze overwinning uit de dertiende eeuw, de Vermeerdering van het Stadswapen. Op het schilderij overhandigt de keizer het zwaard, terwijl de patriarch op het tapijt het kruis aanbiedt. Deze historische onderscheidingen hadden een bijzondere betekenis voor de Haarlemmers: het kruis symboliseerde hun deugdzaamheid en het zwaard was een ondubbelzinnige verwijzing naar hun recht om dit 'instrument der gerechtigheid' te hanteren II8). De bouw van een stenen schavot op de plek waar men zich eerder met een houten stellage had beholpen, voor de Vierschaar aan de voorgevel van het stadhuis, gaf dit (hals)recht vier jaar nadien, in 1633, nog meer gewicht. De schouwen zelf zijn van gemarmerd hout en hebben een gebeeldhouwde houten ombouw. De onderste rand van de schoorsteenmantel aan de westkant is afwisselend met bladmotieven en grimmige leeuwekoppen versierd. 45 J. Thienpont en C.C. van Wie- ringen, Verovering van Damia- te, 1630, wandtapijt, Haarlem, stadhuis, B W-kamer.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1990 | | pagina 47