Oranje op een vrijwel identieke wijze verheerlijkt
werden I29).
Overheid en particulier initiatief lijken soms geheel met
elkaar te versmelten. Zo werd Pieter de Molijn in 1629
door de burgemeesters van Haarlem gehonoreerd voor
een schildering op een klavecimbel in het huis van de
stadsorganist Cornelis Helmbreker I3°). Het onderwerp
van de schildering is niet bekend, maar was, de rest van
Molijns oeuvre in aanmerking genomen, waarschijnlijk
een landschap. De verleiding is groot om het al eerder
besproken, weldadige effect van de natuur, c.q. de om
geving van Haarlem, aan de vredige effecten van de
muziek te koppelen.
Een ander voorbeeld van een verstrengeling van over
heid en particulier initiatief en van de stadse met de
landelijke voorstellingswereld is de grote, in 1627 voor
burgemeester Van Loo vervaardigde tekening van Jacob
Matham (afb. 18) I31). Op de voorgrond, aan het Spaar-
ne, zien we de brouwerij van de familie Van Loo, een
bedrijvige onderneming. Terzijde ligt een formele tuin
met daarachter, tegen de duinen, een landgoed; in de
verte tekent zich de ruïne van een kasteel af. De ruïne
is het voormalige Huis van Bredero en het landgoed is
de woning van de familie Van Loo, zoals de versregels
onder de tekening verklaren. Vervolgens trekt het ge
dicht een complimenteuze parallel tussen de zware
arbeid in de stad en de welverdiende ontspanning op het
platteland I32). Een ander gedicht, dat samen met een
gravure van de ruïne van Brederode een jaar nadien
in Ampzings Beschrijvinghe van 1628 verscheen, wijst
ook op het nabuurschap van de twee families I33). In
het laatste couplet wordt het voorname voormalige huis
van de adellijke familie Van Bredero dan ook aan de
huidige woning van burgemeester Van Loo
gekoppeld '34). Illustratief voor de politieke en sociale
ambities van Johan Claasz van Loo zijn ook de andere
officiële en semi-officiële kunstwerken waarin wij hem
tegenkomen I35). En aangezien hij burgemeester was
tegen het einde van de jaren twintig, dus in een artistiek
heel vruchtbare periode,, is het verleidelijk om te veron
derstellen dat hij zich persoonlijk heeft ingezet voor
projecten waarvan de opdrachten tot dusverre meer in
het algemeen aan het stadsbestuur waren toegeschreven.
Natuurlijk werd het culturele beleid van Haarlem door
individuele burgers bepaald, ook al vormden deze samen
een college van regenten, ook al waren ze soms remon
strants, soms katholiek en gedurende de jaren twintig