'Haarlemsche Glasschrijvers', Feestbundel Dr Abraham Bredius
aangeboden den i8en April igi$ Amsterdam1915), pp. 72-3.
Er zijn tussen 1518 en 1522 vier verschillende gelegenheden
bekend, waar glazen met het verhaal van Damiate of met het
verhaal van de wapenvermeerdering, werden geschonken. De
ontvangende steden waren Edam, Purmerend, Enkhuizen en
Den Haag.
22. J.D. Rutgers van der Loeff, Drie Lofdichten op Haarlem (Haar
lem, 1911), pp. 13—17.
23. Voor meer over dit thema zie: Peter King, 'Dutch landscape art
and literature in the Seventeenth century', Dutch Crossing, 31
(1987)-
24. Rutgers van der Loeff, a.w. (noot 22), p. 17.
25. Vele bronnen vermelden dit voorval. O.a. in Kiliaan en Mon-
tanus' vertaling van L. Guicciardini's Beschrijvinghe van alle de
Nederlanden (Amsterdam, 1612), p. 198: ...op het Raethuys
den Schout Claes van Ruyven wreedelijck vermoorden!ende een
Schepen van der stadt met zijnene broeder.
26. K. van Mander, ed. Rutgers van der Loeff, a.w. (noot 22).
't Stadt Haerlems beeldt, Haarlem, 1596 en Het beelt van Haer-
lem, 1610, beide gesigneerd 'Een is noodich'-synoniem voor K.
van Mander.
27. Van Mander, a.w. (noot 26), vers 1.
28. Idem, vers. 15.
29. Idem, vers. 26.
30. Van Mander, a.w. (noot 26), 1610, vers 27.
31. Miedema, a.w. (noot 15), p. 74.
32. T. Screvelius, Harlemias, ofte de eerste stichting der stad Haar
lem... etc., (Haarlem, 1648), eerste ed. in latijn (1647).
33. Screvelius, a.w. (noot 32), p. 2: waardoor het twistigh volck
malkandern liggen plagen,!Dan Hoexc en Cabeljauws, of casen-
broots geschreeuw!Der Kennemers, die het hart verdeylen van de
Leeuw?/Ten lesten heeft de moedt der Borgeren gebleken,!die
door 't Belegh vermant, haar doot eerst wilden wreken! Tot
's Lants behoudenis, soo dat de Castiljaen/Verdween gelijck een
Bij, die d'angel had verdoen!En hoewel 't ongeluck 't geluck soms-
tyts te boven!Gingh, ja dat oock tot asch veel daken zyn versto-
ven;/Soo siet men evendicht de huysen weer gebout, Verby het
Gangolfsvlack, bykans tot aen den Hout!Het schijnt wat met veel
rampen kan d'overhant bekomen!Dat blijft te vaster staen, Gelijck
de schorre boomen/Die in het open velt bevochten van de wint!
Men altyt vaster in de Gront gewortelt vint./Dit is misschien
waarom het Wapen in voortyden/Dat van U opkomst roemt, een
Eycken stronck verblyden!Staend' in een lonk're lucht, en seght
dat het gewelt/Haer grouwelick heeft besrien, maer nimmenmeer
gevelt.
34. Den Lof van Haerlem (Haarlem, 1616).
35. G.H. Kurz, 'Inleiding' bij de herdruk van S. Ampzing's, Beschrij
vinghe etc. (Amsterdam,. 1974).
36. Ampzing, a.w. (noot 34), p. 7.
37. Idem, p. 10.
38. Idem, p. 12.
39. Idem, p. 12.
40. Irene de Groot, Landschappen, Etsen van de Nederlandse mees
ters uit de zeventiende eeuw (Maarssen, 1979), afb. 23-34.
41. Villarum varias facies, variosa varum!Cernere qui gaudes anfrac
tus undique amoenos:His avidos planis oculos, age, pasce tabel-