56. In Haarlem vond in 1566 geen beeldenstorm plaats.
57. Men sagh Haerlem bestormen..., Catalogus, Haarlem, Frans
Halsmuseum (1973), n. 389.
58. C. van der Haar, De Schutterij ter Haarlem (Haarlem, 1974), en
F. Tames, De Stadsdoelen, van schutterij tot boekerij (Haarlem,
1974)-
59. J.G. Briels, De Zuid Nederlandse immigratie in Amsterdam en
Haarlem omstreeks 1572-1630 (Soest, 1976) en E.R.M. Taverne,
a.w. (noot 8).
60. D.V. Coornhert, Wercken, 1630, 1, 'Inleiding'.
61. Idem, 'Proces van Ketterdoden ende dwang der Conscientiën,
Tusschen Justum Lipsium van de Politiën Anno 1589 daarvoor/
ende Dirick Coornhert daarteggen spreckende,' (Gouda, 1590).
62. Cf. David C. Rapoport, 'Military and Civil Societies', Political
Studies (1964), pp. 178-201.
63. Coornhert, a.w. (noot 60), 1 p. 6.
64. Idem, p. 269.
65. C.J. Gonnet, De Meester van de Scherpen Zwaarde te Haarlem
(Haarlem, 1917).
66. 18,000 inwoners in 1572 waren meer dan verdubbeld in 1622 tot
40,000, Men sagh Haerlem bestormen (1973).
67. K. van Mander, 't Leven... etc. (1617), fol. 139.
68. Idem., fol 149B.
69. Screvelius, a.w. (noot 32), p. 360.
70. De schilder (architect) Cornelis Cornelsz is hier een goed voor
beeld van. Hij was geparenteerd aan de respectabele familie
Mostaert en gehuwd met een dochter van burgemeester Arent
Pietersz Deyman. De schout en kunstverzamelaar Nicolaes Suyc-
ker was zijn neef.
71. J.M. Montias, Artists and Artisans in Delft (Princeton, 1982).
Enkele cijfers voor Amsterdam in J.M. Montias, 'Cost and Value
in Seventeenth century Dutch art', Art History, (1987) pp. 455-
67.
72. Terminologie gebruikt in de zeventiende-eeuwse inventarissen
en literatuur.
73. H.H. van Regteren Altena en B.M.J. Speet, 'Middeleeuws Haar
lem. Een archeologische en stadsvergelijkende verkenning', Bul
letin knob, 81 (1981) pp. 15-41 en B.M.J. Speet, Historische
stedenatlas van Nederland, Aflevering 1 Haarlem, (Delft 1982).
74. Ampzing, a.w. (noot 50), p. 53.
75. Christus voor Pilatus, paneel, Verzameling J.W. Frederiks. Zie
ook: M.J. Schretelen, 'Een Haarlemsch stadsgezicht uit de 15e
eeuw', Oud Holland, (1930) pp. i22ff.
76. Zie ook: G.C.J.J. van den Bergh, Geleerd recht (Deventer,
1980), en J.P. De Monté ver Loren, Hoofdlijnen uit de ontwikke
ling der Rechterlijke organisatie in de Noordelijke Nederlanden
tot de Bataafsche omwenteling (Utrecht, 1951).
77. J.A.S. Jungen, 'Een goede vredelicke stede', Woelige Tijden
(1986), p. 69.
78. Taverne, a.w. (noot 8), pp. 187-88.
79. C.J. Gonnet, 'Oude schilderijen in- en van de stad Haarlem',
Oud Holland (1933).
80. C.J. Gonnet, De Wallen en Poorten van Haarlem, geschiedenis
van de versterking eener oude stad (Haarlem, 1881) en L.A.
Springer, De Haarlemmerhout (Haarlem, 1896).
81. P. van Wijngaarden, 'Het Spaarne en het beleg van Haarlem',
De Loop van het Spaarne (Cat. Haarlem, 1987), pp. 49-61, p.
5i-