de koning lieten weten dat zij met een innig gevoel van
leedwezen hadden vernomen dat eene naburige stad of
ficieel pogingen had aangewend Haarlem van de vestiging
van het Provinciaal Gouvernement binnen hare muren te
beroven.
Haarlem, zo hielden zij de koning voor, was van dit
bericht erg geschrokken, want mocht deze naburige stad
waarachter de naam Amsterdam schuilging, in haar
voornemen slagen, dan zou Haarlem een onherstelbaar
verlies lijden. Burgemeester en Wethouders verzochten
de vorst derhalve alles in het werk te stellen Amsterdam
de pas af te snijden.
Het is alleszins begrijpelijk dat het Haarlemse gemeen
tebestuur zo gealarmeerd reageerde op dit Amsterdamse
initiatief. Sinds de Franse tijd had de Overheid Haarlem
direct betrokken bij het landsbestuur, waardoor de stad
in aanzien was gestegen en haar enkele materiële voor
delen in de schoot waren gevallen. Dit alles nu dreigde
Haarlem kwijt te raken, een verlies dat des te harder
zou aankomen, daar Haarlem in die tijd een te geringe
economische draagkracht bezat, om het vertrek van het
provinciaal bestuur uit Haarlem te kunnen compen
seren. Burgemeester en Wethouders waren daar in hun
brief aan de koning volstrekt open en eerlijk in. Zij
wezen de koning erop dat Haarlem weliswaar een aan
zienlijk garnizoen binnen zijn muren gelegerd had en dat
er enige jaren geleden enkele nieuwe textielfabrieken
waren gesticht, maar dat deze twee voordelen volstrekt
ontoereikend waren in den nood van 4500 dagelijks be
deelden en van 2300 die bovendien eenige ondersteuning
erlangen te kunnen voorziente meer daar het zich liet
aanzien dat genoemde fabrieken na een veelbelovend
begin in de versukkeling waren geraakt.
Haarlem kon zich bijgevolg een opheffing van het pro
vinciale bestuur en het vertrek van de 68 ambtenaren,
die aan dit bestuur verbonden waren, niet permitteren,
al was het alleen maar omdat het vertier door een zo
groot aantal personen te weeg gebracht in eene stad als
Haarlem niet gering geacht moest worden, vermits zij
behalven ongeveer 80.000,aan jaarwedden, ook daar
hunne eigene inkomsten verteeren, en de toevloed van
personen uit de onderscheidene oorden der provincie,
die zich herwaards begeven ter behartiging van hunne
belangen, is voor de logementhouderij en de daarmede
in verband staande leveranciers mede van groot gewigt.
Mocht de koning om argumenten verlegen zitten om
Amsterdam op zijn ten opzichte van Haarlem zo on-
86