rechtvaardige manier van optreden te wijzen, dan, zo adviseerden Burgemeester en Wethouders hem, moest hij de Amsterdammers erop attenderen dat deze stad ten opzichte van Haarlem zeker niet gunstiger gelegen was om Noord-Holland te besturen en dat de verbindin gen tussen Haarlem en Amsterdam helemaal niet zo slecht waren, als de Amsterdammers hun omgeving graag wilden doen geloven. Sinds de ingebruikneming van de spoorlijn tussen Amsterdam en Haarlem in sep tember 1839, was door deze nieuwe en zo zeer versnelde communicatie tusschen de hoofdstad en Haarlem de reeds niet verwijderde afstand dier bijde steden en de daaruit voortspruitende ongelegenheid voor de ingezeetenen van Amsteldam zeer verminderd. Het tweede argument dat zij de koning in handen gaven was dat Amsterdam zich wel heel hebberig opstelde. De stad was immers reeds rijkelijk bedeeld met aardse goederen en zou dientengevolge de overplaatsing van de zetel van het provinciale bestuur niet eens merken, terwijl het kleine Haarlem zo veel minder te verdelen had en daarom het provinciale bestuur node kon missen. De brief van 29 februari liegt er niet om. Haarlem stelde in 1840 weinig voor. De stad bestond bij de gratie van een garnizoen, enkele textielfabrieken en een bescheiden ambtenarenapparaat, die tezamen er met moeite in slaagden de armoede, waarin Haarlem gedompeld was, van haar scherpste kanten te ontdoen. Het beeld dat bovengenoemde brief schetst komt tref fend overeen met hetgeen het jaarverslag van de ge meente over 1840 ons leert. Burgemeester en Wethou ders waren verplicht jaarlijks het provinciaal bestuur een dergelijk verslag te sturen, waarin zij geacht werden een beknopt overzicht te geven van al hetgeen met betrekking tot de stad en haar burgers was voorgevallen en hetwelk de heren bestuurders voorgekomen was ge noegzaam belangrijk te zijn Het jaarverslag opent met de constatering dat op 1 janua ri 1840 Haarlem 24.012 inwoners telde: 11.172 mannen, van wie 402 weduwnaren, en 12.840 vrouwen, van wie 130 weduwen. De religieuze samenstelling van de bevol king bestond uit 14.632 protestanten, 8.908 katholieken, 4T2 Israeliëten en 60 personen die bij geen enkel kerk genootschap waren aangesloten. In de loop van het jaar werden 925 kinderen (453 jongens en 472 meisjes) ge boren en overleden er 669 Haarlemmers (330 mannen en 339 vrouwen). Er werden 245 huwelijken gesloten, terwijl slechts één echtscheiding werd uitgesproken. 87

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1990 | | pagina 89