gouverneur van Holland, mocht gratis de tol passeren.
Om 's avonds laat of 's morgens vroeg, wanneer de
stadspoorten nog gesloten waren, de stad te kunnen in-
of uitgaan, moest ook in de buidel getast worden. Vooral
voor arbeiders die vroeg in de ochtend naar hun werk
buiten de stad moesten, was dit erg bezwaarlijk. Vandaar
dat de fabrikant Thomas Wilson op 7 november 1840
een brief stuurde aan Burgemeester en Wethouders,
waarin hij uitlegde dat elke morgen een aantal van 130
werklieden het Zijlhek, dat in 1824 in de plaats was
gekomen van de in dat jaar gesloopte Zijlpoort, om
streeks vier uur moest passeren. Aangezien de portier
aan elke arbeider hiervoor twee en een halve cent vroeg,
veroorzaakte dit natuurlijkerwijs een merkbaar incon
venient. Daarom verzocht Wilson de Edel Achtbare be
stuurders roerentlijk de portier te autoriseren de vermel
de werklieden op vertoon van behoorlijk bewijs gratis
te laten doorgaan. Burgemeester en Wethouders ant
woordden dat zij zich het probleem van Wilson goed
konden voorstellen, maar dat zij niets konden doen,
omdat zij de inning van deze poortgelden verpacht had
den. Wilson wendde zich hierop tot de portier zelf en
slaagde erin het met hem op een accoord te gooien. Voor
twintig gulden per maand kon Wilson het poortgeld
afkopen.
De verpachting van de schuitenveren, waarmee in die
tijd de veerdiensten aangeduid werden die over de Am
sterdamse en Leidse trekvaart beurtdiensten op Amster
dam en Leiden onderhielden, leverde in 1840 750 gulden
op. Het was echter zeer de vraag of de stad ook in
de nabije toekomst over deze bron van inkomsten zou
kunnen blijven beschikken. De ingebruikname van de
spoorlijn Amsterdam-Haarlem in september 1839 bete
kende immers dat de trage veerschuit, die zich met een
vaartje van vijf a acht kilometer per uur over het water
voortbewoog, een geduchte concurrent had gekregen.
Vooralsnog waren de dure treinkaartjes - een enkele
reis Amsterdam-Haarlem kostte toen voor de eerste
klasse 1,20, voor de tweede klasse 80 cent en voor de
derde klasse 40 cent - voor het merendeel der Haarlemse
burgerij onbereikbaar, maar het was zeker dat deze
prijzen omlaag zouden gaan als de spoorlijn een succes
zou worden.
En een succes werd het 'stoompaard', dat met een krank
zinnige snelheid de twintig kilometer tussen de hoofdstad
en Haarlem in nog geen half uur overbrugde. In 1840
93