Leidsevaart van tramdirecteur L.M. Barnet Lyon te horen had gekregen. In de elektrische centrale aan de Leidsevaart bevonden zich drie door kolen gestookte, door de firma Gebr. Stork en Co te Hengelo geleverde, Cornwall-ketels, die als een soort stoom machine stoom afleverden. Deze stoom bracht in de naast het ketelhuis gelegen machinekamer drie compoundmachines, gebouwd door de firma Swiderski te Leipzig, in werking. Deze waren gekoppeld aan binnenpool-dynamo's, die de ver eiste elektrische stroom opwekten. Naast het machinehuis stond een remise met een vloeroppervlakte van 1500m2. En kele van de erin gelegen sporen bevatten tevens werkkuilen, zoals we ze thans nog in vele tramremises aantreffen. Het ge hele complex was 's avonds door elektrische gloei- en boog lampen verlicht. Op de Zandvoortse lijn reed men in de beginperiode, net als op vrijwel alle interlokale tramlijnen in ons land, slechts en kele ritten per dag. Aanvankelijk waren dat er tien, aangevuld met enkele speciale ritten, zoals strand- en scholierenritten. In de zomer van 1900 was dit aantal ruim verdubbeld, terwijl er ook een sneltram reed van Zandvoort naar het station Haar lem. In 1901 werd iets minder vaak gereden, maar in 1902 steeg het aantal ritten aanzienlijk. In dat jaar ging men in de zomer over op een starre dienstregeling met elke twintig mi nuten een tram, op zondagen dan zelfs elk kwartier. In 1903 reed men gedurende de maanden juni, juli, augustus zelfs da gelijks om het kwartier. Zou men nog frequenter willen gaan Een tramtrein van de lijn Zandvoort-Haarlem staat bij het wachthuisje aan de halte Aerdenhout; 1903. 102

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1992 | | pagina 102