rijden dan was op dit traject een spoorverdubbeling nodig. Een en ander werd reeds in 1901 door de directie ingezien, waarna men overging tot egalisering van een strook naast de bestaande baan, om te zijner tijd die spoorverdubbeling te kunnen verwezenlijken. De met minder vertoon op 27 juli 1899 geopende Ceintuur- lijn beleefde een minder wisselvallig bestaan op het gebied van de dienstregeling. In elk van beide richtingen werd met vier motorwagens een starre 77,-minutendienst gereden. Men heeft op de Ceintuurlijn nogal getobd met de slechte onder grond, waardoor er geregeld werkzaamheden aan de baan moesten worden verricht. De ondergrond van de baan op de Koninginneweg en de Kampervest bestond niet eens uit zand, maar uit afval, een milieuzaak avant la lettre! Ook de afwate ring deugde op vele plaatsen allerminst, waardoor bij regen val de trams hier en daar soms wel vijf tot tien centimeter in het water reden. Een rechtsom gaande tram van de ringlijn passeert de brug bij de Kleine Houtweg; ongeveer 1903. Op 5 oktober 1900 kon eindelijk de lijn naar Bloemendaal worden geopend. Aanvankelijk werd gereden met twee wa gens in een kwartierdienst. Reeds in de zomer van 1902 moest men op zondagen overgaan op een 10-minutendienst. Het toenemende vervoer op de Bloemendaalse en de Zand- voortse lijn en het tegenvallen van het vervoer op de Cein tuurlijn noopten tot enige aanpassingen aan het wagenpark. Eén aanhangwagen van de Ceintuurlijn werd voorzien van twee motoren en kon aldus als motorwagen de dienst op de Bloemendaalse lijn versterken. Hierdoor moest de remise Schotersingel tien meter worden verlengd. Twee motorwa- 103

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1992 | | pagina 103