de wet minimale eisen vastgelegd waaraan woningen moes ten voldoen. Als gevolg van het in werking treden van de Woningwet viel in het begin van deze eeuw geleidelijk aan een toename van bouwactiviteiten te constateren. De eerste voorbereidingen voor de uitvoer van de wet in de gemeente Haarlem dateren eveneens van het jaar van in wer king treden, het eerste partile ontwerp-plan van uitbreiding zoals gezegd van 1904. Voordat dergelijke plannen tot stand konden komen en door de gemeenteraad bekrachtigd konden worden, was een grondige reorganisatie van het gemeentelijk apparaat dat zich hier mee bezig hield noodzakelijk. Zo wer den als gevolg van de Woningwet de diensten Openbare Werken, Bouw- en Woningtoezicht en later - in 1919 - het Grondbedrijf opgericht. Hiermee werd voor het eerst verband gelegd tussen bouwplannen, het uitbreidingsplan, de bouw verordening en grondpolitiek. De bedoeling van een grondbe drijf was dat de gemeente eigenares werd van een complex gronden door aankoop of onteigening, waarvan zij verwacht te, dat de gemeente ze binnen niet te lange tijd nodig zou heb ben 20). De gemeente legde er de nodige straten aan en ver kocht de resterende percelen aan particulieren, bouw verenigingen of maatschappijen. Een andere mogelijkheid was om de gronden al dan niet in voortdurende erfpacht uit te geven 2I). Hierdoor kon de gemeente de uitbreiding van de stad geheel in de hand houden. Het is van belang om te weten dat Dumont op 14 januari 1920 tot directeur van het Gemeen telijk Grondbedrijf werd benoemd22). Naast het Gemeentelijk Grondbedrijf werd in 1919 ook een Gemeentelijk Woningbe drijf opgericht, waarmee Dumont slecht zijdelings te maken kreeg23). De Woningwet, die eigenlijk de organisatie van de volkshuis vesting en stedebouw betekende, impliceerde dus tevens een nieuwe organisatiestructuur van het betrokken ambtelijk apparaat. Het toeval wilde dat de gemeente-architect, Jacq. Leijh, in het jaar van in werking treden van de wet (1902) overleed24). De gemeenteraad kon nu nieuwe eisen gaan stel len aan een nieuw te benoemen functionaris. De periode dat men zich tevreden stelde met aloude bepalingen met behulp van ad hoc-straatplannen wilde men voorgoed achter zich la ten. Nieuwe wetgeving en de aanvang van een nieuw tijdperk (de twintigste eeuw) met nieuwe mogelijkheden vereisten een goed opgeleide directeur aan het hoofd van de nieuw op te richten dienst. In Dumont meende het gemeentebestuur die directeur gevonden te hebben. Hij beschikte immers over een ingenieursdiploma en had reeds enige relevante praktijkerva ring, die hij bovendien in verschillende plaatsen had opge- 159

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1992 | | pagina 159