omtrent alle onderwerpen die meer tot het vak eens inge nieurs behoren 2?). Voorts beschikte hij bij zijn aantreden over slechts tien medewerkers. Nog in datzelfde jaar werden dit er zestien en al in 1905 verdubbelde het aantal formatieve plaatsen zich. Bij zijn 25-jarig ambtsjubileum in 1927 waren er 49 ambtenaren bij Openbare Werken in dienst. De gebrekkige personeelsformatie bij de dienst Openbare Werken was een reden tot voortdurende zorg. Zeker toen se dert het tweede decennium van het bestaan van de dienst er een verzwaring en uitbreiding van de taken van de dienst plaatsvond, met name als gevolg van een toenemende be moeienis van de gemeente met de woningbouw, toename van het aantal woningbouwverenigingen en het aantal rijksvoor schriften, en niet in het minst als gevolg van een forse uitbrei ding van het gemeentelijk grondgebied door de annexatie van 1927 2S). Deze ontwikkelingen drukten zwaar op de slagvaar digheid van de dienst. Het gemis van een uitgebreid ambtelijk apparaat bij Openbare Werken begon zich bij de enorme toe name van de bouwactiviteiten steeds meer te wreken. Daar om diende het College van B w in 1919 een voorstel in bij de gemeenteraad om een bedrag van 173.000,- beschikbaar te stellen voor de uitbreiding van personeel bij Openbare Werken 29). Ondanks deze uitbreiding bleef de personeelssi- tuatie precair en dit zou gedurende Dumonts gehele loopbaan zo blijven. Bij de belangrijke grensuitbreiding in 1927 had het gemeentebestuur nog niet voorzien welke praktische ge volgen daaraan verbonden waren wat betreft de werkzaamhe den van de dienst Openbare Werken en het Gemeentelijk Grondbedrijf. Behalve overname van een vijftal ambtenaren vond er als gevolg van de annexatie geen uitbreiding van per soneel plaats. Omdat Dumont het zonder een deskundige staf van profes sionele collega's moest stellen bleef hij in belangrijke mate zelf verantwoordelijk voor de uitvoering van vele werkzaam heden 3°). Zo zou het tot 1918 duren voordat er een bouwkun dige werd aangetrokken 3I). Nood brak hierbij wet, want de achterstand in de werkzaamheden betreffende voorbereiding en afwikkeling van bouwkundige werken was enorm. En een stedebouwkundige trad pas in dienst onder zijn opvolger, ir. M.H. Maas, die na Dumonts pensionering in 1930 de dienst verder zou professionaliseren. Pas na de oorlog kreeg het di recteurschap dan ook meer het karakter van 'management' en beschikte Openbare Werken over specialisten die verant woordelijk waren voor de verschillende sectoren van de dienst. Dat Dumont deze deskundige inbreng van collega-ingenieurs 161

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1992 | | pagina 161