geluck daar toe geluck, en soo het wesen kan
een Janneke daar bij, daar God sijn gunst toe geve
dat wenst u uwen oom lief waarde nigtI03) en neve.
175 den Gever alles goets die zeegne dese spruyt
dat als gij levens zat, hij u de oogen sluyt
Dat kraamheers bier is goet, en 't lijf gesterckt, dit heene l°4)
t fortuyn '°5) voorbij regtuyt, de VoldersgragtIo6) meteene
wat spoedig aangestapt, het rieckt me hier wat vies
180 god Pan speelt hier noyt in riet, bij lies of bies I07)
maar kromme Walen wel bequaam tot velleploten Io8),
dit volckje leeft van stront, kackhuysen, moddergoten
noch weet je niet waar nu de strontverklicker ,og) woont
Zie; die legt kruynen II0) toe, daar wort hij voor beloont
185 en sal 't aanstaande jaar gewislijck putter ni) wesen.
Nu tot de Turfkerck II2) toe, 't Zeylklooster, lang voor desen,
slinx om, tot aan de Poort "3), nu staan we vlack in 't
West "4)
nu weer slinx om regtuyt, dan laten we de Vest "5)
aan onse regterhand, nu sullen we ons wenden
190 Zuyd op de Ramen 1,6) in, 'k heb Eertijds veel bekenden
in desen hoeck gehad, maar mooglijck nu al doot
kom wandelende maar de Vijfhoeck "7) over soo 't
nu noch een Vijfhoeck is, de Breesteeg ,l8) in gestreken,
hier komen we bij thuys, van Jan onder de deecken "9)
195 slinx om de Geerstraat I2°) in, voort langs de Oude GragtI2')
tot aan het KraienestI22), daar sullen we onse vragt
en streeck veranderen, eerst dese straat,23) in boren
sie hier Sant Ursels huys l24), met haren Munnicks toren
en dat is Sant Margriet,25), nu staan we op de KrogtI26)
200 Sant Gangolf,27) wort hier noch door kloppen 's nagts
besocht
sijn kerck heeft hier gestaan, nu sijn we ter bequamer
tijt, hier in desen hoeck, nu na de Vlaamse kamerI28)
daar is Van Manders beeltI29), dien scherpzinnigen geest
dits regt Parnassus berg, hier houd Apollo feest
205 en is der Musen woonst, hier moeten jongelingen
toeluysteren, wanneer de oude mannen singen
O ouden Joost Altijt I3°), u werck is afgedaan '3I)
gij hebt de RedenmaagtI32) altijt ten dienst gestaan
uyt Liefd niet Boven Al, neen, maar In Liefd GetrauweI33)
210 besie die schilderijI34), die man, daar met die vrauwe
ziet gij die bruyt niet, die haar bruydgom geeft de hand
alzoo heeft Joost Altijt, sijn trouwe oock verpant
aan dese redenmaagt, ja tot de doot bestendig
uytwendig niet alleen, maar met het hert inwendig,
215 nalatende een zoon I35), die in het selve spoor
28