'k woon aldernaast de schele blinde
bij 't tugthuys, daar men zarcken tapt (fol. 50v).
120. Gierstraat.
121. Thans Gedempte Oude Gracht.
122. De Kraaienhorstergracht, ook wel Kraaienestergracht ge
noemd, is in 1888 herdoopt tot Nassaulaan. Het is het ver
lengde van de Oude Gracht in noordelijke richting.
123. Ursulastraat.
124. Het St.-Ursulaklooster of Klooster der Elfduizend Maagden
aan de Ursulastraat.
125. Het klooster van St.-Margaretha of het Sint Margrietenkloos
ter der zusters Tertiarissen in de Korte Margarethastraat.
126. Nog bestaande straat, thans Krocht, tussen Ursulastraat en
Kruistraat.
127. Het in 1576 afgebrande St.-Gangolfsgasthuis met de St.-Gan-
golfskerk stond aan de Botermarkt. Aan de Krocht stond het
Heilige Geesthuis dat in de zeventiende eeuw als weeshuis in
gebruik was. Over een rooms-katholieke schuilkerk aan de
Krocht, St.-Gangolf genaamd, waar de klopjes of kwezeltjes
bijeenkwamen, is niets bekend.
128. In de uitnodiging van de Witte Angieren van 1682 aan de an
dere rederijkerskamers vermelden de Vlamingen hun adres
als: School-steegh, aen de Noordt-zijde van de Groote Kerck,
tot Haerlem t Soet-ruyckent Wit Angiertje Delft, Corne
lls Blommensteyn, 1683, fol. A3V). De kamer was in de huidi
ge Noorder Schoolsteeg gevestigd. De precieze lokatie ont
breekt helaas.
129. Het enige portret dat van Van Mander is overgeleverd, is een
kopergravure naar een schilderij van Goltzius. Het is een af
beelding van een houten of gegoten borstbeeld van de schil
der-dichter op 56-jarige leeftijd. Over een borstbeeld van Van
Mander als herkenningsteken voor het lokaal van de Witte
Angieren is in elk geval niets bekend. Mogelijk wordt hier
ook een door Van Mander geschilderd blazoen bedoeld. Op
dagen dat de kamer zitting hield, werd boven de buitendeur
namelijk het blazoen van de kamer uitgehangen, d.w.z. een
archiefgegeven omtrent 'Trou moet blycken' vermeldt dit ge
bruik (volgens een mededeling aan mij door Theo van der He
ijden).
130. Van het werk van deze rederijker heb ik niets teruggevonden.
Was hij soms factor van de Vlaamse Kamer geweest?
131. Wanneer LvE deze regels schrijft, is hem bekend dat Joost
Altijt is overleden. Mogelijk suggereert LvE hier dat de bloei
van de kamer aan het enthousiasme van factor Joost Altijt te
danken was geweest?
132. Redenmaagt: Vrouwe Rethorica, in het bijzonder hier de
Vlaamse Kamer.
133. 'In Liefd Getrauwe' luidde het devies van de Witte Angieren.
De betekenis van de zin is dat Joost lid was van de Vlaamse
kamer en niet van de Wijngaardranken met hun devies 'Liefd
Boven AT.