terlijke indeling opgeheven. De oude indeling verdeelde on
der andere het gebied tussen Haarlem en Amsterdam over
drie verschillende rechterlijke ressorten. Gekeken werd of er
onder die vroeger samengevoegde gemeenten animo bestond
om weer een bestuurlijke eenheid te gaan vormden. Ook de
gemeenten die eertijds samen de gemeente Spaarnwoude
hadden gevormd, hoorden tot deze groep(1). Alle dorpen rea
geerden. Spaarnwoude positief, Haarlemmerliede, Halfweg
en Zuid-Schalkwijk wezen een samengaan categorisch van de
hand. Pikant detail hierbij was de bestuurlijke situatie.
Spaarnwoude en Haarlemmerliede hadden tot 1831 nog
steeds één burgemeester, Jacob Kuyper. Deze Jacob Kuyper,
geboren in Spaarnwoude, was voor 1795 onderwijzer, onder
andere in Velsen. Bij de samenvoeging in 1812 werd hij be
noemd tot burgemeester van de samengevoegde gemeente
Spaarnwoude. Na 1816 bleef hij burgemeester van de aparte
gemeente Spaarnwoude en de gemeente Haarlemmerliede.
Zuid-Schalkwijk en Halfweg kregen een andere burgemees
ter. Hoewel hij vanuit het standpunt van Spaarnwoude vóór
samenvoegen was en dat ook meldde aan G.S., schreef hij de
volgende dag als burgemeester van Haarlemmerliede dat hij
zich tegen elke samenvoeging verzette 7). De gemeenten die
tegen waren voerden allerlei argumenten aan: de gemeente
zou te groot worden, bestuurlijk waren de huidige gemeenten
niet te klein, financieel waren ze onafhankelijk, bij samen
voeging zouden verschillende armenkassen naast elkaar be
staan, aangezien elk dorp zijn eigen armenkas had. Dit laatste
zou tot onontwarbare financieel-juridische knopen aanleiding
geven volgens sommigen. De argumenten die ze aanvoerden
waren soms ver gezocht, maar de tendens was duidelijk. Ze
wilden geen samenvoeging met Spaarnwoude, maar onafhan
kelijk blijven. Ongetwijfeld hing dit samen met het feit dat de
ambachtsheren (Haarlem, Amsterdam en de heer van Nieu-
werkerk) dan hun invloed bij de benoemingen in het bestuur
van de nieuw te vormen gemeente zouden kwijtraken. Vrij
wel nergens in Nederland waren er gemeenten die wel sa
mengevoegd wilden worden. Het plan voor een meer doel
matige - en dus goedkopere! - bestuursorganisatie was
daarom al snel van de baan, alle gemeenten bleven zelfstan
dig. Toch bleef de rijksoverheid broeden op plannen om tot
een betere indeling van Nederland te komen.
Deze plannen werden echter gedwarsboomd door een besluit
uit 1831. In dat jaar werd er namelijk een besluit genomen dat
samenvoegingen alleen doorgezet mochten worden als alle
partijen het met elkaar eens waren. Dat gebeurde vervolgens
dus nooit. Altijd was er wel een partij die in haar (machts)-
55