dat deel van de nieuw te vormen gemeente waar de vaste
goederen in eigendom van waren. Dat hield dus in dat als
Zuid-Schalkwijk het raadhuis verkocht, ze de inkomsten, ook
na de samenvoeging mochten gebruiken om iets in Zuid-
Schalkwijk te doen. Een weg aanleggen bijvoorbeeld. Deze
constructie werd vervolgens opgenomen in de ontwerp-akte
tot samenvoeging en opgestuurd aan de minister van Binnen
landse Zaken.
Uiteraard moest dit bestudeerd worden op het ministerie en
daar hadden ze inmiddels niet echt haast meer. De minister
nam mstig de tijd om alle voorstellen te bestuderen. Halfweg
zat inmiddels zo zwaar in de financiële problemen dat het ge
meentebestuur zich op 30 november 1861 met een rekest tot
de minister van Binnenlandse Zaken wendde. Het beklaagde
zich bij hem over het uitblijven van een wetsvoorstel en ver
zocht hem om de samenvoeging zoveel mogelijk te bespoedi
gen. Er kwam op dit rekest geen antwoord.
In januari 1862 was de minister uitgestudeerd op de bezwaren
van de gemeenten over de armenkassen en de eigendommen
der gemeenten. In zijn antwoord aan Gedeputeerde Staten
over de nieuwe ontwerp-akte werden alle bezwaren terzijde
geschoven. De constructie die de gemeenten bedacht hadden
over de verdeling van de gelden van de oude gemeenten werd
door hem als onuitvoerbaar en niet verenigbaar met de sa
menvoegingsgedachte geacht. Als er samengevoegd moest
worden dan ook op elk gebied, besloot de minister, en niet
met de mogelijkheid om per oude gemeente nog geld te behe
ren. Uit het verslag van de Raad van State en uit het verslag
van de afdeling van de Tweede Kamer die de samenvoeging
voorbereidde bleek dat het voorstel van de minister om de be
zwaren en eisen van de verschillende gemeenten terzijde te
schuiven nogal wat weerstand opwekte. Een concrete oplos
sing werd echter niet aangedragen, en de minister bleef bij
zijn oorspronkelijk standpunt om zonder compensatie of toe
standen de drie gemeenten samen te voegen. Op een ander
punt wilde de minister wel zijn standpunt herzien. Tijdens de
behandeling van het Voorlopig Verslag werd in de Kamer ge
opperd om de nieuwe gemeente Spaarnwoude te noemen en
zo het besluit van 1857 te herzien. Zoals u hiervoor hebt kun
nen lezen was de naam Haarlemmerliede en Spaarnwoude in
1857 slechts onder dmk als compromis ontstaan. Het voorstel
was toen om de nieuwe gemeente Haarlemmerliede te noe
men, naar dat gedeelte van de nieuwe gemeente waar het geld
zat. Pas op het allerlaatst was hieraan onder druk van de Ka
mer Spaarnwoude toegevoegd. Graag wilde de Kamer in
1862 dit compromis veranderd zien en nu de nieuw te vor
men gemeente de naam Spaarnwoude geven.