NOP MAAS De onthulling van het metalen beeld voor Coster De negentiende eeuw is de eeuw van de standbeelden. Maar het is vooral de eeuw van het gekrakeel over stand beelden. Neem nu het het monument dat in de jaren vijftig van de vorige eeuw werd opgericht op de Dam te Amster dam. De Vereeniging Het Metalen Kruis wilde daarmee de herinnering levend houden aan de nationale geest die Hol land bezielde in de tiendaagse veldtocht tegen de afvallige Belgen. Maar tegenstanders interpreteerden de oprichting van dit monument vooral als een poging om de band tussen twee broedervolken te schaden. Het is dan ook een verade ming eens een beeld tot stand te zien komen waar de hele natie, althans het beschaafde deel ervan, achter staat. Dat is zonder meer het geval met het metalen beeld van Coster dat op de Grote Markt het stenen exemplaar moest vervangen. Maar te klagen viel er ook hier voor het kritische deel van de natie. Voorgeschiedenis Zoals J.J.F. Noordziek in zijn 'Gedenkboek der Costers- feesten van 15, 16 en 17 July 1856' 0 vermeldt, werd het initiatief voor het beeld genomen in mei 1846. De belang rijkste inspiratiebron vond men in de aanspraken van Mainz dat de perfide Gutenberg als uitvinder van de boek drukkunst pousseerde met de oprichting van een stand beeld. 2) Echt in de publiciteit kwam het initiatief in 1847. In augustus van dat jaar stuurde J.J.F. Noordziek de 'Op roeping aan Nederland, om de eer des Vaderlands te hand haven' de wereld in. Noordziek hoopte dat het beeld op 10 of 11 juli 1848, de 425e verjaardag van Costers zegenrijke uitvinding, onthuld zou kunnen worden. Zo gemakkelijk ging dat echter niet. Het nieuwe Coster-beeld was een nationale zaak. Maar zo dra nationale gevoelens geld kosten, ontstaat er een pro bleem. Iets van de moeizame inzameling van gelden blijkt uit een artikel in het kritische blad Asmodée'3) van 13 juni 1855: Het standbeeld voor Lourens Coster, een wissel op eenige jaren zigt. Zoals gebruikelijk bij de inzamelingen 104

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1993 | | pagina 104