Op de aankomst van den stoet daar in de Spaarne-kom,
En wier vergeefsch geduld ontaardt in spijt en
klachten,
Omdat de vlootvoogd zei: we keeren vroeger om.
(Uit: 'Watermuziek')
Woensdag 16 juli Het eerste programmapunt was een optocht van letterzet
ters en drukkersgezellen naar de dobbelsteen in de Hout.
Enkele uren vertraging werd opgelopen omdat in Amster
dam niet voldoende rijtuigen bij het spoor beschikbaar wa
ren om de collega's uit Amsterdam en de rest van de wereld
te vervoeren. Alle activiteiten werden die dag geteisterd
door hevige regen- en onweersbuien. Bij het begin van de
optocht kletterde het drie kwartier en het begon opnieuw
zodra bij een tussenstop een speech (een speech, waarvan
de kortheid de grootste deugd was) uitgesproken was. Even
ontstond er in de Hout grote verwarring toen men beschut
ting zocht voor een onweersbui, maar door de ordecommis
sarissen werd men overgehaald te blijven waar men was.
Gedurende de plechtigheid bij het monument in de Hout
dacht niemand aan de uitvinding van de boekdrukkunst: de
gedachten werden afgeleid door het geweldig kletteren en
plassen des regens. En geen wonder, de hui die eerst op het
digtbegroeide bosch, later op de druipende zijden scher
men, en eindelijk daar af weder op de hoeden, schouders en
ruggen der nu voor goed jammerende feestelingen klette
rend stroomde, maakte alle andere denkbeelden dan die
van "tot op het hemd nat te zullen worden" onmogelijk. Het
aangeheven feestlied stierf weg in het gedruis van de regen.
Nogal wat feestelingen wensten inmiddels de hele zaak
naar de drommel. Mr. Johan Enschedé hield een speech,
die door de gezellen heel mooi gevonden werd, toen hij uit
gesproken was.
W.J. van Zeggelen bewaarde de herinnering aan de samen
komst bij het 'grauwe doosje' in de Hout als volgt:
Schaart u, waarde feestelingen,
Schaart u om het steenen sticht:
't Uur is daar om 't uit te zingen
Wat u op het harte ligt.
Schaart u allen in het ronde
Onder t lieflijk lommerdak,
Dat uw loflied luid verkonde
't Licht, dat Coster hier ontstak.
I 10