l-l
Klinkt nu trompetten,
Haarlems marktplein is in 't zicht,
Daar wacht uw Coster
't Nieuwe levenslicht!
(Uit: 'Optocht')
Op de Grote Markt stond de metalen Coster in zijn doornat
te hemd geduldig op onthulling te wachten. Op de Markt
was natuurlijk veel te weinig plaats voor alle belangstellen
den. De boekdrukkers en -verkopers werden ergens achter
af gestouwd, achter de overige genodigden, waardoor ze
noch iets te zien kregen, noch iets horen konden. Overigens
had men vergeten de verenigingen van drukkerspatronen
uit te nodigen. Met veel zang en toespraken werd vervol
gens het beeld onthuld. 8) De Tijdspiegel rapporteert een
luide jubelkreet van de toeschouwers. De Nederlandsche
Spectator schrijft echter: Straatjongens op het dak der
vischhanken: luidruchtig. Geestdrift der schare: genood-
igd, doch afwezig. Sympathie voor den persoon van Coster:
een glimlach. Een en ander werd vooral gezien als een aan
leiding om achteraf stevig het glas te heffen.
Coster bezong de onthulling bij monde van Van Zeggelen:
Na tal van tobberijen,
Na jaren van geduld.
Mocht eindlijk t werk gedijen
En werd de hoop vervuld
Van hen, die voor mij streden.
Trots nabuurs ongeloof,
Die in mijn recht getreden
Zijn naam dankt aan den roof.
Trekt 't overkleed aan flarden,
'k Sta lang genoeg vermomd,
Ik kan 't niet langer harden
Nu haast mijn daglicht komt;
Ik zag mijn Holland streven,
k Heb met den naneef vree,
En was het mij gegeven,
Ik riep met hem: hoezee!
(Uit: "t Onthullingsuur')