Uit de literatuur is bekend dat Haarlem door contacten aan
te gaan met Spaanse kooplieden zijn draperie vanaf om
streeks 1520 een niet onbeduidende impuls heeft gegeven.4'
Hoe is dat precies in zijn werk gegaan en wat heeft dit op
geleverd?
Subsidie voor naar het Een eerste aanwijzing dat het stadsbestuur zich nadrukke-
buitenland geëxporteerde lijker met de draperie ging bemoeien dan alleen maar met
lakens de reglementering van de produktie en de controle daarop,
zou een vermelding uit de stadsrekening van 1484 kunnen
zijn. Daarin wordt de ontvangst geboekt van 700 Rijnsgul
den als deel van een bedrag van 1.000 Rijnsgulden dat een
jaar eerder van stadswege verleit ende geleent zijn in de
draperyeneringhe.5) Daar we hier verder niets over verne
men, blijft dit gegeven te vaag om conclusies aan te verbin
den. Anders wordt het als we een keur uit 1502 beschou
wen. De inhoud van deze keur is niet bewaard gebleven;
maar de kop ervan is in een register overgeleverd en ver
meldt dat wie in Haarlem de draperienering wil beginnen,
maar over onvoldoende middelen beschikt, door de stad
geholpen kan worden. 6> De bemoeienis van de stedelijke
overheid blijkt opnieuw in 1513. In dat jaar vaardigde men
een keur uit om een grove draperie in het leven te roepen,
ter bevordering van de stedelijke nijverheid.7)
Van financiële tegemoetkomingen aan Haarlemse drape-
niers treffen we een eerste vermelding in 1516/1517 aan.
Twee drapeniers blijken een pak van 40 Haarlemse lakens
naar Spanje geëxporteerd te hebben tot minder prijse dan
se hier stonden.8> De stad vergoedde hun (een deel van) het
bedrag dat ze minder hadden ontvangen dan wat in Haar
lem noodzakelijk werd geacht. Per laken kregen ze drie
vierendeelen van een oirde (een oirde is gouden gulden)
van een gouden gulden, dat wil zeggen 3/,6 goudgulden die
op dat moment getarifieerd was op 56 groten. Op elk laken
waarvoor toen een gemiddelde verkoopprijs gold van i2'/2
goudgulden, legde het stadsbestuur ioV2 groot toe. Een ge
ringe subsidie derhalve van i'/2%. Ook in de volgende ja
ren komen we dit soort posten in de stadsrekeningen tegen.
In 1517/1518 wordt in het ene geval 1/8 goudgulden per
naar het buitenland geëxporteerd laken bijbetaald (1% van
de gewenste verkoopprijs) en bij een andere zending
goudgulden of 2% van de verkoopprijs. 9) Kennelijk ver
goedde de stad eerst (een deel van) wat de drapeniers van
hun prijs hadden moeten afdoen om concurrerend te zijn.
Op 8 maart 1519 standaardiseerde de magistraat de subsi
die op lakens die oestwairt ende westwairt gebrocht ende
11