Als ik langer leef dan gij -
Immers t is te wachten -
En 'k vier weer een eeuwgetij
Met uw nageslachten,
Dan, leer hun mijnfeestkronijk:
Theorie is geen practijk:
Wie 't volmaakte wenschen,
Zoeken 't niet bij menschen.
(Uit: 'Costers nazang')
Misschien pleitte het wel voor de rustige en degelijke aard
van de Haarlemmers dat ze niet zo goed in staat waren een
dergelijk massaal volksfeest goed te organiseren.
J.A. Alberdingk Thijm, die zijn alter ego Pauwels Foree-
stier een verslag liet schrijven van het Haarlemse feest, ver
geleek dit gebeuren met de zoveel indrukwekkender festi
viteiten die de Belgen wisten aan te richten. Volgens hem
had het Costerfeest ook genoeglijke elementen die aan de
Zuid-Nederlandse feesten ontbraken:
Zie, die netheid, die keurigheid, die zindelijkheid, die huis
lijkheid, die eenvoudige eenigszins zelfs pruikachtige ge
moedelijkheid, die doorkwam in het haarlemsche feest -
die vindt men nergends dan bij ons.
Als een lief nichtjen met een frisschen blos en kastanje
bruine krullen, u, op uwe koperen bruiloft, beschroomde-
lijk eenige hollandsche vaerzen in de eene of andere melo
dieuze provincie-dialekt komt opzeggen, is dat u niet veel
aangenamer dan dat eene geoefende deklamatrice u bij die
gelegenheid eene sterk geteekende kunstvoordracht houdt?
- Daar was iets juveniels, iets maagdelijks in de haarlem
sche feestvreugde, en dat trof mij ongemeen. '2)
Noten I- Haarlem 1858. Dit boek beschrijft uitgebreid de voorgeschie
denis van het beeld en de feestelijkheden bij de onthulling.
2. Vgl. ook het recent verschenen opstel van Micky Cornelis-
sen, '"O nageslacht van Coster, wat slaat ge uw voorvader in
't aangezigt!" A.C. Kruseman en de Costers-feesten van
1856', in: W. van den Berg e.a. (red.), Haarlemsche kringen
(Hilversum, 1993), pp. 129-138.
3. De naamgever van het blad is een kreupele duivel voor wie
niets verborgen blijft.
4. Kennelijk stond op dat moment het schavot nog opgesteld
voor het stadhuis.
5. Asmodée 16 juli 1856.
6. De Tijdspiegel (1856) 11, pp. 148-160; De Nederlandsche
Spectator van 4 augustus 1856, pp. 247-248; Asmodée van
I 23