ningen van dit en volgende jaren de kwart goudguldens subsidie genoteerd staan, betaald voor aantallen lakens die de gemeene drapenyerders van deser stede vercoft ende gelevert hebben om in Spaengnen ende Portegale gevoert ende aldair gesleten ende bekent gemaict te worden. Met name genoemde vreemde kooplui zijn Fernande Rodrigo, Fernande Jennis en Erasmus Schetz. I4) De geldigheidsduur van het contract liep tot maart 1523. Flet blijkt dat er in 1522 en 1523 fanatiek gedebatteerd is of men de overeen komst met de Spanjaarden moest verlengen. Frans de Wit, die ook in deze jaren als burgemeester optrad, was de stu wende kracht van hen die continuering van het contract voorstonden. Een tiental drapeniers wenste zich niet te ver binden. Zij waren van mening dat ze in een onafhankelijke positie betere zaken zouden kunnen doen. En ook onder de stedelijke bestuurders was een minderheid die oordeelde dat de subsidieverlening geheel of gedeeltelijk moest wor den teruggedraaid, omdat de stad te weinig terugkreeg voor haar geïnvesteerde geld. I5) Burgemeester Frans de Wit en zijn collega's beweerden dat het contract met de Spaanse kooplui in de zomer van 1523 verlengd was, maar vonden nogal wat drapeniers tegenover zich die stelden dat ze hiermee niet akkoord waren gegaan en dat er derhalve geen contract bestond. De zaak liep zo hoog op dat ambtenaren van de centrale overheid bij de vernieuwing van het stedelijk bestuur eind maart 1524 de strijdende partijen tot een oplossing dwongen. Het contract werd voor twee jaar gecontinueerd; De Wit zou alle Haar lemse lakens, bestemd voor het buitenland, tegen een goe de prijs bij de Spaanse kooplieden bezorgen, waarbij hel stadsbestuur per laken een oord van een gouden gulden toe schoof. Haarlemse drapeniers en de Spanjaarden verplicht ten zich jaarlijks 1.600 lakens te produceren, respectieve lijk te exporteren. Zo doende kreeg Frans de Wit vrijwel een exclusieve machtspositie ten aanzien van de export naar het Iberisch schiereiland. Wel werd het de drapeniers toegestaan om zelf hun lakens in het binnenland te verko pen. l6) Ook bovenstaand besluit bracht de gemoederen begrijpelij kerwijs niet tot bedaren. De protesterende drapeniers maakten de zaak aanhangig bij het Hof van Holland, dat op een minnelijke schikking aanstuurde. Op 10 september 1524 werd een compromis bereikt. De gehate bepaling dat De Wit met zijn Spanjaarden het alleenrecht had op de ex port naar het zuiden, werd geschrapt. Haarlemse drapeniers mochten voortaan ook zelf direct naar Spanje en Portugal 13

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1993 | | pagina 13