Exterieur, omstreeks juni
1917. (Uit: Prof. ir. J.A.G. van
der Steur, architect 's
Gravenhage, uitgevoerde
gebouwen, projecten enz.,
Bibliotheek voor de Moderne
Hollandsche Architectuur.
Derde deel. Bussum 1917,
P- 19)
Op 19 februari 1918 meldde het Haarlems Dagblad dat de
heer Saeys klaar was, met de voldoening van iemand die
een groot werk tot stand had gebracht en van het Wilsons-
plein vertrokken was. Twee weken later, op 1 maart, werd
de schouwburg bezocht door de burgemeester, secretaris,
wethouders en een aantal raadsleden onder leiding van Van
der Steur.
De exploitatie In februari 1918 kwam eindelijk de exploitatie weer in de
belangstelling en de kranten stonden daar de daarop vol
gende maanden vol mee. Wie moest de schouwburg in be
heer nemen? Wat waren de consequenties van een dergelijk
beheer? Moest er een beheerscommissie komen en hoe was
de stand van de financiën? Het is opmerkelijk dat daar pas
over werd nagedacht toen het gebouw al vier jaar in aan
bouw was. Waarom was daar niet eerder over gesproken?
De financiële kant van de bouw zelf was niet ongunstig.
Ondanks de vele problemen tijdens de bouw waren de tota
le bouwkosten 'slechts' met 28.500,- toegenomen. Ge
zien de woekerprijzen van bouwmaterialen nog niet eens
zo gek. De gemeenteraad van 6 maart 1918 ging met 24
voor en 5 stemmen tegen akkoord om dit tekort te betalen
uit de gemeentemiddelen. Dat ging niet helemaal smette
loos. Het eerste raadslid dat zijn mening gaf was de heer De
Braai. Hij opende met te zeggen dat sinds 1914 van de 19
raadsleden die voor de aanvaarding van het geschenk wa
ren er inmiddels 11 uit de raad verdwenen waren terwijl er
van de tegenstemmers maar één was verdwenen. Deze op
merking had echter geen invloed op de einduitslag. Opmer
kelijk is wel dat geen van de raadsleden voorstelde het te
kort op de gulle gever te verhalen. Deze had immers in het
W.SAEIJS - AANNEMER. N.A.B.
m
aa®
s
HAARLEM
158
TELEFOON 1177
TELEFOON 1177