preadvies van b w in 1914 laten opnemen dat alle kosten voor de bouw voor zijn rekening zouden komen, met ande re woorden dus ook de overschrijdingen op de totale bouw. Dit onderwerp was weer goed voor een aantal ingezonden brieven van lezers van de Stads-Editie. Op 28 maart stond in het Haarlems Dagblad dat liefhebbers van de schone kunsten een bedrag van 3500,- hadden ge schonken voor de voorhang van het toneel. Op 6 april bleek reeds een groot aantal lieden zich te hebben opgegeven voor de functie van de nieuwe directeur van de stads schouwburg. Maar over de vorm van exploitatie was nog niets beslist. De dagbladen gingen zelf op zoek naar allerlei theaterdeskundigen in binnen- en buitenland en ventileer den hun opinie over exploitatiemogelijkheden. Er waren drie mogelijkheden: de gemeente verpachtte de schouw burg en bemoeide zich er verder niet meer mee (dit bleek de slechtste vorm te zijn), de gemeente gaf subsidie en had medezeggenschap (niet ideaal maar minder schadelijk voor de kunst) en, ten derde, de gemeente nam zowel de artistie ke als de commerciële exploitatie op zich. De laatste vorm genoot volgens de kranten de voorkeur. De entreeprijzen waren ook een onderwerp van discussie. Theaterkunst moest tenslotte voor iedereen toegankelijk zijn. dus lage entreeprijzen. Maar kon je met dat systeem garant blijven staan voor kwalitatief goede voorstellingen? De kranten bleven goede oplossingen aandragen. Zo werd de exploita tie van de schouwburg in Utrecht uitgebreid in het Haar lems Dagblad van 19 april 1918 toegelicht. Inmiddels maakte ook iedereen zich zorgen over de inrich ting. Het door de gemeenteraad in 1914 goedgekeurde be drag voor de inrichting van 50.000,- bleek niet toerei kend. Het Haarlems Dagblad steunde een actie van het Nederlandsch Toneelverbond dat begin mei 1918 in een circulaire tot particuliere bijdragen opriep. Deze circulaire was mede-ondertekend door de heer Van Gasteren, direc teur van de schouwburg aan de Jansweg. Zoals we later zul len zien werd door verschillende instellingen en particulie ren gehoor gegeven aan deze oproep. In de gemeenteraadsvergadering van 12 juni 1918 werd zonder veel ophef een eerder voorstel van b w uit februa ri overgenomen. Daarmee werd de instelling van een Com missie van Beheer van zeven leden een feit. Het beheer van de schouwburg werd, onder toezicht van b w, aan deze commissie overgedragen. Eén keer per jaar moest de Com missie rekenschap aan b w afleggen over het gevoerde beheer en de financiën. De directeur zou op aanbeveling 159

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1993 | | pagina 159