Interieur, de foyer, kort voor
de opening op 30 september
1918. (Spaarnestad
Fotoarchief/nfgc)
van opzet, goed verlicht en 'gezellig' ingericht met eigen
buffet. Verder treft men in het souterrain de stemkamer
voor de orkestleden aan, de kleedkamers voor de artiesten,
de transformatorruimte en de stookruimte voor de centrale
verwarming. Onder het toneel is één grote ruimte. Het to
neel is van buitenaf direct bereikbaar voor het in- en uitla
den van rekwisieten en decors. De toneelruimte zelf blijkt
13 meter hoog te zijn, voorzien van een sprenklerinstallatie
en een brandscherm tussen toneel en zaal. De orkestbak
blijkt te diep te zijn uitgevoerd. Later zal dat probleem met
een extra houten vloer worden opgelost. De foyer op de
verdieping heeft geen deuren en heeft een parketvloer.
Twee kolossale spiegels met, aan de onderzijde, bloembak
ken vallen op. Onder de koepels van de hoektorens zijn
halfcirkelvormige foyers ten behoeve van de gaanderijen.
Aan brandveiligheid is, voor die tijd, grote aandacht be
steed.
Op 23 augustus 1918 volgt aanvullende informatie over het
interieur. In de zaal is eveneens linoleum, een voor die tijd
duur produkt. De kleur is rood-bruin hetgeen ook de hoofd
kleur is van de loges erboven. Het front van de balkons is
versierd met Haarlemse wapenschilden, afgewisseld met
de emblemen van de kunsten. De stoelen zijn dan nog niet
aanwezig. Die worden vanaf 15 september geplaatst en
hebben een donkergroene-grijze kleur. Er was door de ar
chitect voorkeur gegeven aan een lichtere stof maar die was
toen vanwege de oorlogstijd niet meer te krijgen, zoals uit