zo wist het Haarlems Dagblad op 22 maart 1919 te berich
ten. De geluiden op 6 juni waren minder positief. De ver
wachtingen, in de openingsweek gewekt, bleken niet te zijn
vervuld. Na de druk bezocht feestvoorstellingen volgden
maanden met zo weinig belangstelling dat het aantal bezoe
kers per voorstelling werd vergeleken met de krenten in een
'oorlogs-kerstbrood'. Oorzaken daarvoor werden gevon
den in een lang heersende Spaanse griep-epidemie, de tijds
omstandigheden en een zeer mager toneelseizoen. Tijdens
de zomer van 1919 werd een aantal wijzigingen in het inte
rieur doorgevoerd. Er werd toen aan de loges en balkons
verbouwd om zodoende tegemoet te komen aan de klacht
van een groot aantal zitplaatsen met weinig uitzicht op het
toneel. De plannen werden door Openbare Werken van de
gemeente verzorgd. De totale kosten daarvoor bedroegen
vijfentwintig duizend gulden, die door de gemeente werden
betaald. Kort erna bleken de inkomsten van de voorstellin
gen gunstig en werd de vrees die toentertijd door tegenstan
ders gewekt was dat de schouwburg een kostenpost zou
blijken, ongegrond verklaard. Daarentegen berichtte het
Haarlems Dagblad op 14 september 1920 dat het theater
seizoen 1919/1920 een tekort had opgeleverd van ruim der
tienduizend gulden. De laatste berichten in de kranteknip
selverzameling van J.H. Kersten dateren uit 1922 en
hebben betrekking op het afscheid van G.J. van Gasteren
als schouwburgdirecteur: een zeer verdienstelijk Haarlem
mer.
De gulle gever Dat alles heeft echter de andere verdienstelijke Haarlem
mer, de gulle gever, niet meer meegemaakt. Wie was hij en
wat waren zijn beweegredenen? Over zijn identiteit is drif
tig gespeculeerd in het Haarlemse, maar het is een zeer
goed bewaard geheim gebleven. Dat is niet in de laatste
plaats aan de toenmalige burgemeester Sandberg te danken
maar ook aan de zorgvuldige behandeling door de pers.
Wie de vele kranteartikelen doorleest, krijgt soms de in
druk dat de pers zelfs met opzet misleidende berichtjes
plaatste. In die richting duidt althans een krantebericht van
17 februari 1918. Dat ging weer eens over de identiteit
waarover men nog altijd in het duister tasttte. Daarin werd
gesuggereerd dat de gulle schenker een ingezetene was van
Aerdenhout, die een groot grijs huis bewoonde met een
park en een vijver. Meer werd niet meegedeeld. Wel werd
erbij gezegd dat zelfs deze schaarse informatie afkomstig
was uit het rijk der fantasie. Aldus speelde de krant het spel
goed mee en hield zich tot het uiterste aan de afspraken.