Alles lijkt op een zorgvuldig gekoesterde gentlemen's agreement. Opmerkelijk is het hierboven al aangehaalde bericht in het Haarlems Dagblad op 3 mei 1917 waarin melding werd gemaakt van het stopzetten van de bouw aan de schouwburg onder andere door een tekort aan middelen. De krant stelde de vraag wat te doen als de gulle gever overleden zou zijn. Wat de pers precies wist zal altijd een geheim blijven. Pas op 6 mei 1964 werd, precies vijftig jaar na het bericht van de schenking in de gemeenteraadsvergadering van 6 mei 1914, de naam van de mecenas bekend gemaakt. Het was J. Krol Kzn. Hij woonde aan het Florapark nr. 8 en was in 1900 tevens de drijfveer achter de oprichting van het Frans Halsmonument, schuin tegenover zijn woonhuis. In tegenstelling tot de schouwburg was bij het Frans Halsmo nument wel bekend dat hij de middelen verschafte uit zijn privévermogen. J. Krol werd in 1842 in Sneek geboren en volgde onderwijs in zijn geboortestreek. Daarna volgde een opleiding voor de boekhandel in Utrecht. In 1867 vertrok hij naar Batavia in dienst van de uitgevers Lange en Co. Spoedig daarna accepteerde hij een baan bij het hoofd agentschap van de Nederlandsch-Indische Handelsbank op Java. Vervolgens trad hij in dienst bij de Deli Maatschappij in Deli, India. Daar maakte hij vermogen en kon zodoende in 1881 op veertigjarige leeftijd terugkeren naar Nederland. Hij vestigde zich in Haarlem aan het Florapark en huwde met Oeda Bentzen. Hij was onder andere vele jaren ge meenteraadslid, voorzitter van de Vereeniging tot Ver fraaiing van Haarlem en omstreken en was een groot verza melaar van kunst. Bij de oprichting van het Frans Halsmonument regelde hij dat bekende Nederlandse schil ders van toen hem een schilderij of aquarel zouden schen ken. Deze collectie werd door hem nog tijdens zijn leven aan het toen nieuwe Frans Halsmuseum geschonken. Op 23 juni 1916 overleed zijn vrouw. Nog geen maand later, op 17 juli 1916, overleed J. Krol zelf. Hij werd begraven op de begraafplaats aan de Schoterweg. G.D. Gratema, toen di recteur van het Frans Halsmuseum, roemde de mecenas en karakteriseerde Krol als een eenvoudig, royaal mens, een symphatieke man op wie nooit vergeefs een beroep werd gedaan om hulp of steun. Het is, achteraf gezien, een wat zure gedachte dat de schouwburg al in september 1916 geopend had kunnen zijn, indien de tijdsomstandigheden anders waren geweest en de bouw direct in 1914 had kunnen beginnen. J. Krol had dan op z'n minst het gebouw in bijna voltooide staat kunnen bewonderen. Het mocht niet zo zijn. 169

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jaarverslagen en Jaarboeken Vereniging Haerlem | 1993 | | pagina 169