één lijn met de voorgevel van het hoofdvolume.
De beide lange zijden (n en z) worden aan de oostzijde be
grensd door de vierkante traptorens en aan de westzijde
door uitspringende hoekpartijen waarin zich trappen en
werkruimten bevinden. Hiertussen liggen teruggeplaatste
rechthoekige volumen waarin de circulatieruimten zijn on
dergebracht die toegang verlenen tot de zaal. De achterzij
de wordt grotendeels bepaald door de toneeltoren, geflan
keerd door de genoemde hoekpartijen en in het front
voorzien van een uitgebouwde partij waarin grote dienstin
gangen ten behoeve van de toneelprodukties zijn opgeno
men. De vensters zijn over het algemeen verticaal, gekop
peld en in een aantal gevallen, zoals bij de toren, geplaatst
in spaarvelden. Ter decoratie zijn in de hoekrisalieten van
de uitbouw aan de voorzijde ronde vensteropeningen ge
plaatst. In de vensters bevinden zich steeds houten ramen
die al dan niet draaiend zijn.
De zaal is in een klassieke hoefijzervorm op het toneel ge
oriënteerd en heeft drie balkons. Ook de decoratie van de
balkons, de kapitelen en het ovaalvormige plafond is klas-
Interieur, 1992. (Foto Jos siek. Net als vrijwel het gehele overige interieur van de
Fielmich) stadsschouwburg is de zaal grotendeels in oorspronkelijk
173